12 – ‘Spoorloos’: zeldzaam geraffineerde psycho-thriller van George Sluizer

Utrechts Nieuwsblad, 27 oktober 1988

De psychothriller Spoorloos werd zes weken geleden tijdens het Filmfestival van Montreal in wereldpremière gebracht en ontving toen een dusdanig enthousiaste bespreking van het filmvakblad Variety dat producent-regisseur George Sluizer de buitenlandse kopers voor het uitkiezen kreeg. Gek genoeg was het op dat moment echter nog niet zeker of Spoorloos wel in Nederland zou worden uitgebracht. Dat probleem werd opgelost nog voor de Nederlandse Filmdagen voorbij waren en Sluizers film door zowel de Kalveren-jury als de filmcritici uitgeroepen was tot de beste filmprestatie van de afgelopen twaalf maanden.

Pure kwaliteit

Zoiets schept bijzondere verwachtingen ten aanzien van het bioscooproulement dat komende donderdag aanvangt. Enige voorzichtigheid is echter op zijn plaats, aangezien het nog te bezien staat of het huidige Nederlandse bioscooppubliek nog wel ontvankelijk is voor een pure kwaliteitsfilm die het stelt zonder bekende acteursnamen, zonder brutale seks, ruige horror of stuntende speedboten in een Amsterdamse gracht. Daarvoor in de plaats biedt Spoorloos een ijzingwekkend geraffineerde plot, een magistraal gespeelde hoofdrol van de Fransman Bernard-Pierre Donnadieu, kietelende humor op zijn tijd en enige behartigenswaardige noties over ons tijdsgewricht waarin romantiek het aflegt tegen kil cynisme.

Wie van een film verwacht dat je er met het verstand op nul door geamuseerd moet kunnen worden, in afwachting van effecten waar ieder achtjarig kind mee kan worden platgewalst, zal waarschijnlijk door Spoorloos worden teleurgesteld. George Sluizer eist van zijn publiek bereidheid zich geestelijk in te spannen en daartoe een minimale lenigheid voor mee te brengen. Het verhaal beweegt zich, analoog aan Tim Krabbé’s boek Het gouden ei dat aan de basis van deze film gelegen heeft, op twee verschillende tijdsniveaus: 1984 en 1987.

Verhaal

In juli 1984 maakt een jong Nederlands koppel een vakantiereis door Frankrijk. Tijdens een stop bij een servicestation verdwijnt spoorloos het meisje Saskia en blijft Rex, de jongen, vertwijfeld achter. Hij heeft geen flauwe notie van wat er gebeurd kan zijn. Drie jaar later blijkt Rex nog steeds geobsedeerd door het raadselachtige verlies van zijn vriendin en stelt hij via krantenadvertenties en tv-oproepen nog steeds alles in het werk om zo niet Saskia terug te vinden, dan toch in elk geval de toedracht te achterhalen.

Tegenover deze sequensen vanuit de waarneming van Rex biedt het verhaal vrijwel van meet af aan ook scènes vanuit de optiek van een sinistere Fransman: ene meneer Lemorne. Die is voor het oog van de wereld een brave huisvader en scheikundeleraar, nochtans schijnt hij iets met Saskia’s verdwijning te maken te hebben. Maar wat? In 1987 blijkt hij te hebben gereageerd op de oproepen van Rex en gaat hij hem opzoeken in Nederland. Hij belooft Rex het raadsel van Saskia’s spoorloze verdwijning te ontsluieren op voorwaarde dat de jongeman hem vergezellen zal mee naar Zuid-Frankrijk. Rex heeft de kans om Lemorne bij de politie aan te geven, maar hij zou niet weten waarvan hij hem eigenlijk kan beschuldigen. Laat staan dat hij ook maar een sprietje bewijs in zijn vingers heeft. Er zit voor de Nederlander niets anders op dan in de auto te stappen bij de Fransman.

Onderweg komt het verhaal los van Lemorne die zich via enige incidenten uit zijn vroeger leven toelicht als een mens die gewend was zichzelf uit te testen om zijn eigen aard te ontdekken. Hij had al ooit vastgesteld in staat te zijn tot koelbloedig heroïsch gedrag (hij heeft eens een drenkeling gered) waarna hij nog steeds niets wist of dat hem tot een intrinsiek goed mens maakte. Want was hij wellicht in staat tot net zo goed een koelbloedige misdaad? Dat zou moeten blijken uit een experiment waarvan Saskia het slachtoffer schijnt te zijn geworden.

De diabolische Lemorne plaatst Rex voor de keus: door gaan met leven en nooit te weten komen wat er drie jaar eerder is voorgevallen of zich volledig overgeven aan de genade van Lemorne, erop vertrouwend dat die de bevrijdende zekerheid inderdaad bieden zal. Buitengemeen intrigerende vraagstukken die pas in een huiveringwekkende finale worden opgelost.

Hyperintelligent

Tien jaar geleden gaf George Sluizer zijn speelfilm Twee Vrouwen te zien, waarvan de structuur met verschillende tijdsniveaus (soms zelfs flash backs in flash backs) een in hoge mate irriterende factor vormden. In Spoorloos confronteert Sluizer ons andermaal met zo’n tussen heden en verleden springende vertelling, maar dit keer weet hij er honderd procent van te overtuigen dat het ook de enig juiste methode is waarmee de dramatische informatie optimaal effectief mee in elkaar geschoven wordt. Een scène bevat de film waarin Sluizer het spelen met ‘tijd’ overdrijft. Daar laat hij binnen één shot de twee periodes in elkaar overvloeien, wat onverstandig is omdat het daar een publiek nodeloos ingewikkeld gemaakt wordt, terwijl die hele scène trouwens overbodig is. Een andere fout is dat de film een minuut of wat te lang voortduurt met o.a. nog eens een versierend macro-shotje met een wandelende tak (symbool van perfecte camouflage), nadat de frappe, de laatste klap van het verhaal, al is gevallen.

Voor de rest is Spoorloos een onberispelijke en uiterst spannende film, bij vlagen briljant zelfs. Grandioos is bij voorbeeld de manier waarop het karakter van Lemorne wordt opgebouwd. Bernard-Pierre Donnadieu maakt er een creatie van met echt De Niro-achtige precisie en allure. Een hyperintelligente, ijskoude empiricus die we op nu eens beangstigende dan weer fascinerende of zelfs amuserende wijze omstandig bezig zien met de voorbereiding van zijn macabere experiment als betrof het een scheikundeproef. Waarbij het bijna komisch overkomt als blijkt dat op zeker moment noch zijn boosaardigheid noch zijn intelligentie of koelbloedigheid de doorslaggevende factor voor het welslagen van de operatie zal vormen, maar zijn vermogen om met een wildvreemde vrouw aan te pappen. Iets waartoe hij nauwelijks geschapen schijnt. Maar wat blijkt hij vindingrijk.

Raffinement

Uiterst doortrapt aan deze intrige is dat Sluizer voortreffelijk weet over te brengen hoe dicht de nominale held (Rex, gespeeld door de Vlaming Gene Bervoets) en de nominale schurk (Lemorne) psychologisch gezien verwant zijn. Ze zijn alle twee mensen die begeesterd zijn door getallen, wiskundige reeksen, waarschijnlijkheidsberekeningen, systematiek en de wetten van een secondewijzer. Beiden worden ze gedreven door ‘te willen weten’. En beiden zijn ze ook bereid om door grenzen te gaan, zoals de wielrenners op weg naar Alpe d’Huez, waar we via krantenkoppen en radioverslagen voortdurend aan herinnerd worden: het historische duel tussen Fignon (‘le professeur’) en Hinault (‘le blaireau’; de das, Rex lijkt op hem) die weet terug te komen uit kansloze positie, om uiteindelijk toch te verliezen. Daar wordt tevens de zuiver gebleven Krabbé-herkomst van de vertelling door Sluizer nog eens elegant en spiritueel geaccentueerd.

Spoorloos is geen uitzonderlijk spectaculaire film, maar de nadelen van een krap budget worden ruimschoots gecompenseerd door gedegen vakmanschap, artistieke inventiviteit en een goed doordachte manier om op verschillende niveaus thema’s en bijmotieven met elkaar te verbinden. Zoveel raffinement in een ‘misdaadfilm’ van een Nederlandse regisseur te kunnen genieten, dat is toch een soort van sensatie.

George Sluizer en de Tour de France

Op 17 juli 1996, in de elfde etappe van de Tour de France, verloor Miguel Indurain acht-en-een-halve minuut op weg naar zijn eigen woonplaats Pamplona. Na vijf overwinningen zou dit het definitieve einde betekenen van zijn dominantie in de belangrijkste wielerwedstrijd ter wereld. Ik heb dit onthouden omdat ik het verslag van Indurains ondergang via de autoradio vernam op de terugweg uit Amsterdam, waar ik George Sluizer had geïnterviewd over zijn film Dying To Go Home, die op het aanstaande Nederlands Film Festival in première moest gaan.

Vreemd, zoals touretappes kunnen werken als kapstok voor het geheugen, helemaal als het moet gaan over George Sluizer, wiens meest fameuze speelfilm, Spoorloos, exact datzelfde doet om gebeurtenissen uit het verleden op verschillende tijdsniveaus uit elkaar te houden. Het is 16 juli 1984. Op weg door Frankrijk met haar vriend raakt bij een benzinestation Johanna ter Steege zoek, terwijl een radioverslag beschrijft hoe Laurent Fignon op weg naar Alpe d’Huez bezig is Hinault op drie minuten te rijden en voor de tweede keer La Grand Boucle te winnen. Als Stephen Roche bezig is de Ronde van 1987 op zijn naam te schrijven, wordt er nog steeds naar Johanna gezocht.

Ik heb eens met George, lunchend in Cannes, zitten palaveren over al die Nederlandse boekverfilmingen die bijna altijd spelen op alternerende tijdsniveaus. Ik bracht een opmerking in herinnering die ik ooit optekende uit de mond van de Hongaarse meesterfilmer Miklós Jancsó: ‘Het gebruik van flashbacks is een truc van onbekwame scenaristen’. George repliceerde dat als ik die zienswijze deelde zijn volgende film vast niet aan mij zou zijn besteed.

Daar kreeg hij gelijk in, want in Red Desert Penitentary (van 1985, in de Tour won Hinault van LeMond) trok hij zo veel werkelijkheidsniveaus door elkaar dat in die warwinkel zelfs de wens er nog chocola van te maken uiteindelijk werd gewurgd. Dat desondanks de Hongaar niet het absolute gelijk aan zijn zijde had, zou de Nederlander drie jaar later briljant bewijzen met Spoorloos. Die film, naar Tim Krabbés Het gouden ei, had onmogelijk anders verteld kunnen worden dan tiktakkend tussen toen en nu. Briljant!

Het is verschrikkelijk betreurenswaardig dat de nagedachtenis van Spoorloos in 1993 (Indurain won voor de derde keer de Tour) werd bezwadderd door The Vanishing. Sluizers eigenhandige Hollywood-remake kon nog bogen op een sterke cast (Jeff Bridges, Sandra Bullock, Kiefer Sutherland) maar alle verdiensten vielen aan diggels door een geforceerd happy end in plaats van de pikzwarte mokerslag van het origineel. Daartoe werd de gedurende zijn carrière wel erg vaak onfortuinlijke Sluizer met het pistool in de rug gedwongen door filmstudio Fox om, in weerwil van eerdere beloften, in alles de tendens van het Nederlandse origineel te respecteren.

Hoe ‘Nederlands’ was dat trouwens? De regisseur had moeten meemaken dat Spoorloos in de race om de Oscars in kansrijke positie werd gediskwalificeerd omdat er – zo werd beweerd – voor een Nederlandse inzending te veel Franse dialogen in zaten. Een schrale troost was dat niemand minder dan Stanley Kubrick ooit heeft gezegd dat hij Spoorloos de meest angstaanjagende film vond die hij kende, enger zelfs dan zijn eigen The Shining.

Dat neemt allemaal nog steeds niet weg dat het gebruik van flashbacks strontvervelend kan uitpakken en dat meestal ook doet. Bij voorbeeld in het geval van Sluizers eigen film Twice A Woman, een confuus makende lesbische love story, reizend naar de Rivièra. Daarom moest de film ook maar tijdens 

’Cannes’ (zij het buiten het officiële festival) in wereldpremière worden gebracht. Dat had George bedacht vanwege de in deze film acterende betrokken wereldsterren Bibi Anderson en Anthony Perkins, die – eerlijk gezegd – ook toen al over hun houdbaarheidsdatum heen waren. Tussen hen in verkeerde de Nederlandse debutante Sandra Dumas die het als actrice na deze pijnlijke flop verder wel geloofde.

We schreven 1979, het jaar dat Bernard Hinault voor de tweede keer de gele trui naar Parijs bracht. George Sluizer presteerde het in Twice a Woman, oftewel Twee vrouwen, om op zeker moment in een flashback nog weer een andere flashback te plaatsen die nog verder terugvoerde in de tijd. Als je dit soort fratsen in Nederlandse films tegenkomt, weet je vrijwel zeker dat men met een vaderlandse roman aan het hannesen is geweest. Harry Mulisch in dit geval.

Het is begonnen in 1860 met Max Havelaar, maar Multatuli moest je nog nageven dat hij iets zeer origineels had gepresenteerd, in een tijd dat de Tour nog niet bestond. Du Perron, groot Multatuli-bewonderaar, deed het in 1935 óók in zijn eveneens deels in Indië spelende Land van herkomst, terwijl Romain Maes won in Frankrijk.

Ik meen dat na de oorlog Mulisch sinds Het stenen bruidsbed (1956, winst voor Roger Walkowiak) er een gewoonte van ging maken om verschillende tijds-en werkelijkheidsniveaus door elkaar te snijden, waarna kleinere literaire grootheden in de waan gingen verkeren dat die vormeigenaardigheid garandeert dat je als schrijver serieus zal worden genomen. 

Er is een soort blauwdruk ontstaan met variaties op het volgende: hoofdpersoon vindt op zijn deurmat een uitnodiging voor een begrafenis van een vroegere bekende. Hij begeeft zich op weg en dan komen de herinneringen. Of zoiets. Het verleden moet worden herontdekt maar intussen gaat het leven wel verder. Zo gaat het eraan toe in Zoeken naar Eileen, De provincie, Voor een verloren soldaat, De zondagsjongen, Ik ook van jou, De grot, De passievrucht, Verborgen gebreken, De tweeling en de wielerfilm Ventoux waarin vaak wordt gesproken over Tom Simpson die op 13 juli overleed tijdens de zeer warme Tour van 1967.

En pas op: als straks Buwalda, Wieringa en Van Essen verfilmd worden, zal het weer precies zo gebeuren. De schrijvers verkeren in de mening dat het verplicht is om op die manier te vertellen, de cineasten menen dat ze daar absoluut niet aan mogen tornen. Maar het is de dood in de pot en het is nog besmettelijk ook. Kijk maar: dit hele stukje hangt van de flashbacks aan elkaar, is niet eens chronologisch maar associatief gerangschikt en bovendien geschreven in een jaar dat ‘Cannes’ al is afgelast en de Tour wordt verreden in september.