19 – Kim Basinger: ‘Schoonheid is een geschenk uit de hemel, maar ook een vloek uit de hel.’

Utrechts Nieuwblad, 19 november 1997

Op van die lijsten met de allermooisten van moeder aarde zul je haar altijd in de bovenste regionen aantreffen. Kim Basinger is every mans dream. In Europa prikken filmmakers nog wel door het predicaat ‘sekssymbool’ heen, in Hollywood draag je als actrice die schoonheid als een last met je mee. In de uitmuntende misdaadfilm L.A. Confidential laat Basinger zien tot welke mooie dingen een beauty in staat is. Volgens regisseur Curtis Hanson belichaamt Kim Basinger die zeldzaam geworden schoonheid die typerend was voor Hollywoodheldinnen van de jaren veertig.

Kim wordt nadrukkelijk vergeleken met Veronica Lake, een ster die op de glamourfoto’s van een halve eeuw geleden haar slaapkamerogen deels verborgen hield achter een gordijn van golvend haar. Vanwege films als 9½ Weeks, Blind Date en Final Analysis geldt Kim Basinger als één van Amerika’s meest sexy actrices. Die reputatie wordt in de neo noir L.A. Confidential nog eens onderstreept. Echt bijzonder is dat ze nooit eerder zo goed heeft geacteerd als in deze James Elroy-verfilming.

Sinds 1993, toen ze naast echtgenoot Alec Baldwin speelde in The Getaway, had Kim niet meer voor de camera gestaan. Geboorte en opvoeding van haar dochtertje namen haar te zeer in beslag. Thans heeft ze er weer zin in, vertelt de actrice, comfortabel genesteld op een chaise longue in het Parijse hotel The Ritz. In niets doet ze denken aan de vamp die in het Los Angeles van een halve eeuw geleden hevig de concentratie verstoort van meerdere politiedetectives die moorden moeten oplossen. Kort krullerig haar, brilletje, ruim vallend houthakkershemd, klein koudklam handje, pietsie nerveus.

Ze zegt vreselijk haar best te hebben gedaan op de rol van Lynn Bracken, de Veronika Lake lookalike: ‘Het probleem was dat het gaat om een vrouw die zich gehaaid voor doet, maar het niet is. Ze was naar L.A. gekomen als één van die duizenden plattelandsmeisjes, dromend van een carrière als die van Veronica Lake. Ze slaagt erin dat verleidelijk uiterlijk te kopiëren van haar idool, maar niet haar succes. Ze vindt zich terug in de gore zelfkant van een stad die geen erbarmen heeft met losers. Ik wilde vermijden dat Lynn te tough zou overkomen. Het was van wezenlijk belang dat je door de schijnbaar harde buitenkant heen zou kunnen zien hoe kwetsbaar ze eigenlijk is.

Ik kan me deze vrouw levendig voorstellen en diep met haar meevoelen als de dupe van de wreedheid van het leven. Als kinderen zijn we allemaal op de wereld begonnen als gevoelige en kwetsbare schepsels. Naarmate we volwassen worden, schijnt er zich een pantser te vormen. Dat gebeurt met heel veel mensen, helaas. Ik heb zelf de nodige narigheid ondervonden, maar om een of andere reden heeft die me nooit bitter of wrokkig gemaakt. Dan blijf je in staat mee te voelen met de ellende en het onrecht waardoor anderen worden getroffen. Dat overkomt me dagelijks, overal in de wereld. Ik moet zelfs extra inspanningen leveren om me niet voortdurend te laten meeslepen door de misère van anderen en me gefocust te houden op louter kwesties waar ik echt kan helpen. 

Verkreukelde mensen, die kan ik begrijpen. Ik heb zelf geen angst voor het leven of de dood. Niet meer dan andere mensen, tenminste. Maar iedereen heeft wel een speciale fobie. Zo vecht ik mijn hele leven tegen mijn verlegenheid. Die heeft me soms aanzienlijk beschadigd. Verlegenheid betekent een fors nadeel voor een acteur, ook al kun je jezelf verstoppen achter een fictief personage. Zo cocky, zo zelfverzekerd als ik vaak mijn collega’s aan een werkdag zie beginnen, dat is mij nooit gegund geweest.

Ik heb angst voor talkshows, voor moeten spreken in het openbaar. Speciaal als het over mezelf dient te gaan. Betreft het echter iets buiten mijzelf, iets waar ik veel aandacht op gevestigd wil hebben, dan is die schuchterheid ineens verdwenen. Ik geloof in bepaalde dingen en daarvoor ben ik bereid te knokken. 

Er bestaat in het leven meer dan film alleen. Ik heb geleerd dat er regels gelden voor hoe volgens Hollywood het spel gespeeld moet worden, maar ik ben niet in alle gevallen bereid me daaraan te conformeren. Daar heb ik in het verleden wel eens last door gekregen en de onterechte reputatie een rebelse meid te zijn.

Ik heb meegemaakt toen ik werd gevraagd voor Blind Date dat ze me anders wilden hebben dan in het verleden. Geen lang blond haar meer, maar donker haar. Dus ik nam braaf een spoeling, maar eentje die langzamerhand weer een beetje verdween met elke keer dat ik onder de douche ging staan. Dus ik begon aan de film, zo donker als Maria in West Side Story. En geleidelijk veranderde dat in rood en vervolgens werd mijn haar steeds lichter. Daar gingen ze ongemakkelijk van kijken. Zo van: “Nou, als Kim er zo bij wil lopen, dan doet ze dat maar.” Anders was het bij The Man Who Loved Women. Toen had ik gezegd dat ik wel iets van mijn haar af wilde halen, maar die operatie liep uit de hand en dat werd toen heel kort haar. Ze waren razend. Maar ja, het is míjn haar, per slot van rekening. Daar doe ik mee wat ik wil. De enige restrictie die ik in acht neem, is om het niet halverwege de opnamen te knippen.

Ik heb wel eens andere vrouwen beledigd met mijn opinie dat het in Hollywood juist een handicap is wanneer je het label beauty of  sekssymbool opgeplakt hebt gekregen. Ik heb gemakkelijk praten, vonden die andere vrouwen dan. Toch zeg ik het opnieuw: het is werkelijk een enorme handicap, speciaal in Hollywood. Niet zozeer in Europa. Het was in Europa dat ik me juist een beetje vrijer ben gaan voelen.

Toen ik Never Say Never Again had gedaan als het liefje van Sean Connery werd ik uitgeroepen tot sekssymbool. Dat kan in Europa als een compliment worden bedoeld, zodat ik werd bevrijd van het idee dat er iets mis was met me. Maar ik woon in Los Angeles, in het koninkrijk Hollywood, en daar is het onmogelijk om serieus acteerwerk te krijgen als je eenmaal tot sekssymbool bent verklaard. Dan meent iedereen zeker te weten dat je dus een sloerie bent en oppervlakkig en bovendien niet tot tien kunt tellen. Schoonheid is kortom een geschenk uit de hemel en een vloek uit de hel tegelijkertijd.

Ik ben een poos fotomodel geweest in New York. Ik was goed. Verdiende sloten geld. Had het echt getroffen. Maar ik zat daar voornamelijk met het idee naar Californië te vertrekken om actrice te worden zo gauw als ik er rijp voor was. Overdag was ik model, ’s avonds werd er gestudeerd of ik ging in kleine cabarets zingen met eigen gitaarbegeleiding. De all American blond girl met blauwe ogen paste perfect in de mode. Maar zelf was ik jaloers op meisjes die exotischer waren dan ik, die bruine ogen hadden en tere, dunne lippen. Een mens wil nu eenmaal altijd anders zijn dan men is. Wat me echt pijn deed, is dat ik steeds vaker te horen kreeg: “Je bent te sexy!” Ze vonden mijn bloes te gevuld, mijn lippen te vol, ze vonden me te glamoureus.

Ik ging jobs mislopen of werd aangenomen voor advertenties waarvoor ze alleen mijn ogen nodig hadden. Ze zeiden over mij: ‘Ze ziet eruit als een ouderwetse filmster.’ In plaats van het meisje van hiernaast of de beach bunny, bedoelden ze. Ik werd er knap ziek van om als meid van achttien in de jaren zeventig te worden weggezet als vamp uit de jaren veertig. Maar ik heb daaruit nooit geconcludeerd dat het voor mij prettiger zou zijn geweest als ik veertig jaar eerder zou zijn geboren.

Het zijn frustraties waar ik toch wel overheen was, toen ik werd gevraagd voor L.A. Confidential. Ik vond het zelfs prikkelend om voor één keer dan maar echt te spelen in zo’n film waarvan altijd al was gezegd dat ik erbij paste. Zo’n ouderwetse film noir-setting met kostuums en make-up van die tijd. En met geweldige tegenspelers en een subliem script. Alles is hier perfect aan. Ik heb nu tenminste één keer kunnen ervaren hoe het aanvoelt, die jaren-veertigglamour. Niet slecht, moet ik zeggen. Maar ik heb geen verlangen het verder vast te houden. Ik denk dat er een reden bestaat dat we allemaal leven in juist het tijdperk waarin we zijn terechtgekomen. 

Mijn kinderdromen over Hollywood zijn eigenlijk gerelateerd aan de filmliefde van mijn vader. Via hem heb ik met film kennisgemaakt. Ik was nog heel jong toen hij me op tv liet kijken naar klassiekers uit de jaren veertig en vijftig. Pa was eigenlijk mijn eerste leraar, die vertelde wie Spencer Tracy, Humphrey Bogart en Walter Huston waren en me dan een week later ging overhoren.

Ik bestudeerde hoe hij op die beelden reageerde en vond het waanzinnig interessant, omdat hij in het gewone leven nooit enige emotie liet blijken over wat dan ook. Dan dacht ik: Als ik hem toch eens ooit zo zou kunnen ontroeren zoals al die acteurs dat konden! Zo heeft hij me eigenlijk het vak ingedreven zonder het te beseffen. Het Hollywood dat ik aantrof, was totaal anders dan ik had verwacht. Schokkend anders, mag je wel stellen. Alleen de gedeelten tussen action en cut bevallen me nog steeds bijzonder’.

Dilemma vanwege een open gulp 

Ik vind Angelsaksische actrices een stuk makkelijker om mee te praten dan de meeste van hun Europese vakzusters. Met Meryl Streep, Sissy Spacek, Nicole Kidman, Emma Thompson en zelfs een ‘living legend’ als Lauren Bacall heb ik ervaren dat je blijkbaar wereldberoemd kunt zijn en toch totaal gespeend van kapsones. 

Franse actrices komen van een andere planeet. Stéphane Audran, Huppert, Deneuve, Binoche en Moreau zijn ongenaakbare, hyperintelligente wezens die zichzelf uitstekend verklaren maar al doende intussen dwars door je heen kijken. Toen Moreau tijdens de Cinemanifestatie van 1976 naar Utrecht kwam in verband met de door haarzelf geregisseerde speelfilm Lumière bracht ze ook haar leuke jeugdige hoofdrolspeelster Caroline Cartier mee. 

En die was anders. Met haar heb ik zelfs een afspraakje gemaakt voor een leerzaam bedoelde rondleiding door de oude stad. Van de wandeling is me voornamelijk haar teleurstelling bijgebleven over het feit dat die zondagochtend alle juweliers dicht waren.

Dat was 45 jaar geleden en ik heb sedertdien weinig van Caroline Cartier op een bioscoopscherm gezien. Google erbij. Ach gut, ze is al dertig jaar dood.

Sophie Marceau bleek tijdens een Bond-junket voor The World Is Not Enough (1999) een opgewekt warhoofd. Maar ikzelf niet minder. Op een meter afstand vond ik haar nog steeds van een duizelingwekkende schoonheid en daar werd ik heel stuntelig van. Omdat er nog maar weinig ruimte zat op de cassette in mijn Sony-recordertje, zat ik dusdanig onhandig te pielen met telkens de pauzetoets dat Sophie bedacht dat het veiliger was als zij zich verder die taak toe zou bedelen. Was me dat even gedienstig!

Vervolgens kwam ik er thuis achter dat ze het precies verkeerd had gedaan. Al mijn vragen kon ik luid en duidelijk op het bandje terug horen, maar het meeste van wat zij had geantwoord, bleek gelijk te zijn toevertrouwd aan de vergetelheid. Er was ook niet zo veel aan verloren, weet ik, het was voornamelijk wartaal.

Was een erg blits recordertje overigens. Ooit tijdens een interview met Otar Iosseliani vroeg de Georgische cineast wat dat ding eigenlijk kostte en of ik het niet aan hem wilde verkopen. Ik had dat kunnen doen, maar dan was ik wéér zonder tekst thuis gekomen. En Otar sprak geen wartaal.

Sophie Marceau is overigens allerminst de enige actrice die me van de wijs wist te brengen. Met Susan Sarandon ging het grappiger. We zaten met een man of vijf te palaveren over Dead Man Walking (1995). Ergens een ongelukkige beweging (niet van mij) en haar koffiekop staat ineens zo goed als leeg in een voetbad. Gesprek gaat door. Op zeker moment sta ik op, haal haar koffieongeluk weg, ga ergens een nieuwe inschenken, zet die voor haar neus en ga weer zitten. En Susan houdt op met praten. Ze kijkt me even peinzend aan en vraagt: ‘Ben jij al getrouwd?’

Lief, gevat grapje, maar toch mooi dat ik daarna kan vertellen dat een van de tofste actrices van Amerika van mij wilde weten of ik nog huwbaar was.

Kim Basinger was ooit zo druk bezig met me iets allemaal uit te leggen dat ze er me voortdurend bij op mijn knie tikte. Kreeg ik werkelijk de zenuwen van.

Over naar het serieuzere werk. De ravissante Braziliaanse Sônia Braga zou mij naar aanleiding van Kiss of The Spider Woman (1985) wel eens uitleggen wat volgens haar het geheim van acteren is. ‘Het zit zo. Als ik acteer, probeer ik feitelijk jou te verleiden om te geloven in wat ik sta te spelen. En terwijl jij mij nu probeert te verleiden om dingen te zeggen die ik wellicht helemaal niet zou willen zeggen, probeer ik jou tegelijkertijd te verleiden om over mij te schrijven op een manier die ik strelend vind. Dat is wat wij nu aan het doen zijn: elkaar verleiden.’

Oef!! Sônia Braga en ik die druk bezig zijn om elkaar te verleiden, dat is wel een visioen waarmee die duvelse toenmalige vriendin van Robert Redford (en later Clint Eastwood) mij het zweet deed uitbreken. En maar lachen, en maar lachen, als ze ziet dat het haar lukt.

Maar het kan nog erger. De actrice die mij het meeste van de wijs wist te brengen is Lena Olin geweest. Ter gelegenheid van The Unbearable Lightness of Being (1988), waarin zij de donkerharige verleidster-met-bolhoed speelde, was ik welkom in het Plaza Athénée in Parijs. We kwamen op robuuste, hoge stoelen te zitten, bijna knie aan knie. Je hoort wel eens spreken over ‘manspreading’, nou dat is wat zij deed als dame. Wat zij vast niet wist, mag ik toch aannemen, was dat de fly van haar jeans, afgezien van het bovenste knoopje, wagenwijd open stond en mij ruim uitzicht bood op een stukje blote buik en iets lager een stukje van een zwart kanten slip waaruit een plukje schaamhaar nieuwsgierig naar buiten piepte.

Nou, wat doe je dan als brave interviewer die graag voor een gentleman door zou willen gaan. Zeg je dan: ‘Mevrouw Olin, doet u alsjeblieft uw gulp dicht, want zo kan ik me onmogelijk concentreren op ons gesprek over Milan Kundera en de Praagse Lente’. Of probeer je blozend en puffend niet te zien wat je ziet, terwijl je de boel aan de praat houdt en nog wat tijd rekt ook, want het is toch ook wat met die ondraaglijke lichtheid, om haar achteraf te laten ontdekken hoe ze er de hele tijd heeft bijgezeten.

Ik koos voor het laatste. Maar het was eigenlijk geen keuze maar besluiteloosheid. Interessant dilemma. Ik meen nu dat het eerste beter was geweest.