18 – Jack Nicholson is moe, maar ‘ze blijven me maar vragen.’

Utrechts Nieuwblad, 21 februari 1998

De Golden Globe heeft Jack Nicholson (60) al op zak voor zijn hoofdrol in As Good As It Gets. De door James Brooks geregisseerde film leverde hem bovendien een Oscarnominatie op. Zijn elfde. Hij is er oprecht trots op. ‘Ik heb ze op een plank staan, bij de Acteursprijs van Cannes, de Italiaanse David van Donatello, de vijf Golden Globes en tien prijzen van de New Yorkse filmcritici.’

In het met in totaal zeven Oscarnominaties beloonde As Good As It Gets speelt Jack Nicholson een populaire New Yorkse schrijver, die ondanks succes en rijkdom zeer ongemakkelijk in het leven staat. Behept met dwangneuroses en smetvrees pleegt hij elke medemens op veilige afstand te houden door rond te sproeien met het vitriool van zijn sarcasme. As Good As It Gets is een gemakkelijk weg te happen feelgoodmovie, waarvan de attractieve waarde enorm wordt verhoogd door het esprit en de nuances die Nicholson aan zijn rol als Melvin Udall meegeeft. De legendarische acteur schuift alle eer door naar regisseur James Brooks.

James Brooks zegt dat dit de eerste keer is dat u een echt kwetsbaar personage neerzet.

‘Jim zegt zo veel. Hij zegt ook dat ik nooit eerder een komedie had gedaan. Ik dacht toch dat films als Prizzis Honor, The Witches Of Eastwick en Mars Attacks! tamelijk komisch waren. En wat die kwetsbaarheid betreft, ik vind dat je ieder personage, zelfs als het er een is met een sterk karakter zoals de militaire bullebak uit A Few Good Men, altijd zo kwetsbaar mogelijk moet spelen.’

‘Je moet eerst leren om je bij het acteren ontspannen te voelen. Na een jaar of twintig heb je het vermogen om bij het acteren van kwaadheid te kiezen uit een register van verschillende soorten kwaadheid. Ik mag mezelf graag strelen met het idee dat ik dat altijd al heb gekund en ik het vanzelf doe door aan niets anders te denken dan die ene man die ik spelen moet. Dan kijk ik niet eens zozeer naar wat het script allemaal over hem zegt.’

De onwillekeurige dominantie die u moet hebben op een filmset, ervaart u die als hinderlijk? Merkt u dat u tegenspelers intimideert?

‘Ik probeer het te vermijden, maar het kan gebeuren. Iedere acteur kent angsten. Als ze niet door mij geïntimideerd raken, kunnen ze last hebben van iets anders. Ik heb net zo goed angsten. Gek genoeg komt het bij mij meestal pas als het niets meer uitmaakt. Hoe ouder ik word, hoe minder dominant ik zou willen zijn. Ik vind het vreselijk om voortdurend versleten te worden voor wise guy. Ik heb mezelf niet altijd in de hand. Ik ben impulsief.’

James Brooks zei ook dat hij het lastig vond dat u slechts vier dagen per week voor de opnamen beschikbaar was.

‘Dat heeft hij tenminste niet gelogen. Over het algemeen vind ik dat er heel weinig leuks is aan acteren in films. Ik vind het erg inspannend en merk dat mijn benen veel eerder moe worden dan vroeger. Acteren, dat beschouw ik als hard werken. Daarom laat ik tegenwoordig contractueel opnemen dat ik per week slechts vier dagen beschikbaar ben. Ik sprak laatst met Stanley Kubrick. Die is nu, na tien jaar, weer met een nieuwe film bezig. Hij werkt langzaam. Stanley zei tegen mij: “Ik ben nooit van plan geweest om veel films te maken. Dan wordt het vervelend.” Ik kan dat goed begrijpen en ik heb er zelf onderhand wel genoeg gedaan. Ik vind het plezierig om een goed gevulde sociale agenda te hebben. Ik kan me uren amuseren door alleen maar naar mijn kinderen te kijken, ik bedoel die tweede groep kleine kinderen die ik erbij heb gekregen. En ik houd ervan om goed uit te slapen en ik houd erg van… het doen van dingen waar je echt lekker slaap van krijgt.’

‘Ik heb al in geen jaren meer gewerkt in films die op locatie worden opgenomen en waarvoor je maanden van huis zou zijn en zes dagen per week zou moeten werken. Ik heb daar geen zin meer in. Ik ben ooit kantoorjongen geweest en heb in een pakhuis gewerkt en zag dat overal dezelfde hoeveelheid werk wordt verzet, ongeacht of ze een werkweek hebben van vier, vijf of zes dagen. Ze stoppen eenvoudig als ze het wel mooi genoeg vinden en voor de rest van de tijd bekijken ze het wel. Iedereen zou een vierdaagse werkweek moeten hebben. De vrouwen willen dat niet. Nee, niet, hun mannen drie dagen over de vloer.’

‘Ik vind het leven te belangrijk om het alleen maar aan film te besteden. Ik wil een open oog houden voor wat er verder nog in de wereld gebeurt en kan me dan hevig opwinden over de wansmakelijke aandacht die de jongste affaire Clinton in de media krijgt. De jaren tachtig hebben de inhoud veranderd van wat “waarheid” is. Er komt een dag dat als iets niet op de televisie is geweest, de mensen ook niet meer geloven dat het is gebeurd. En als het wel op de televisie is geweest, hoe verknipt ook, dan wordt het opgevat als de waarheid. Laten we eerlijk zijn. Het is mogelijk dat Clinton niets ergs gedaan heeft. Ik ben maar een clown in vergelijking met de president, maar ik weet van dozijnen vrouwen – dat is echt waar – die verteld hebben dat ze ik weet niet wat allemaal met mij hebben gedaan. En ik ben de enige die zeker weet dat ze liegen.’

‘Maar als serieuze kranten die dingen ook nog gaan opschrijven dan denken die lezers “waar rook is, is vuur”. Bij mij is in de meeste gevallen van “rook” inderdaad ook sprake geweest van “vuur”. Daar schaam ik me ook niet voor. Maar toch zijn er ook een hoop vrouwen geweest die gewoon gelogen hebben. En het staat in de krant op een manier dat mijn vrouw of mijn vriendin of één van mijn beste vrienden zeggen: “Jack, Jack, wanneer leer jij nou eens eindelijk om je te gedragen?” Terwijl het voor zo’n krant niets schijnt uit te maken of de beweringen worden gedaan door iemand die nog nooit in mijn huis is geweest of zelfs door iemand die nog nooit een poot heeft gezet buiten haar eigen boerderij in Texas.’

‘De werkelijkheid is dat er elk dag nodeloos kinderen sterven op Cuba. Iemand met een liberale politieke overtuiging kan daar geen medicijnen naartoe sturen omdat minder liberale types een meerderheid overeind houden om dat land economisch te blijven boycotten. Dat is iets waarvan ik vind dat een Democratische president als Clinton er iets aan zou moeten doen. En als hij dat niet doet, is dat waar ik hem op wil kunnen aankijken. Maar niet op al dan niet orale seks. Ik vind het al erg genoeg als ik door het rare gedrag van de media ineens aan mijn kinderen moet uitleggen wat orale seks is en wat sperma is, wat ik trouwens verdom. Ik zeg liever dat ik geen flauw idee heb wat dat is, sperma en orale seks. Nee jongens, pappie kan niet alles weten.’

U heeft ook macht, in Hollywood althans. Hoe gebruikt u die?

‘Nou in mijn geval heb ik niet eens geweten dat ik ergens macht voor nodig had. Ik zal het een regisseur altijd zeggen wanneer ik geloof dat in een bepaalde scène iets beter zus of zo aangepakt zou kunnen worden. Maar dan bied ik een oplossing aan voor een regisseur, nooit een probleem. Toen ik met acteren begon, was het theater heel erg in de mode en werd er op filmacteren neergekeken. Ik ben opgegroeid vol bewondering voor de Franse Nouvelle Vague en heb me daarom altijd op regisseurs georiënteerd. En omdat ik ook heb geproduceerd, geschreven, geregisseerd en me ook bezig heb gehouden met dingen als montage en geluid ben ik goed in het stroomlijnen van productionele en artistieke belangen. Als een producent en een regisseur op verschillende golflengtes blijken te zitten, weet ik wanneer het voor mij tijd wordt om me ermee te bemoeien.’

U heeft veel met regisseurs gewerkt met wie u persoonlijke bevriend bent. Mike Nichols, Bob Rafelson en nu voor een derde keer met James Brooks. Zijn dat vriendendiensten of zet u met hen die projecten speciaal op?

‘Het heeft vooral te maken met de redenen waarom we ooit bevriend raakten. Dezelfde interesse, esthetische voorkeuren, visie op het leven. Acteurs bezigen vaak een specifieke leugen die je van mij nooit zult horen en dat is “wij willen graag voor niks werken als het een project betreft waar we helemaal achter staan”. Ik geloof daar niks van. In elk geval wil ík niks voor niks doen. Maar ik zou desnoods willen betalen om rond te kunnen hangen met Jim Brooks, want die man is fabuleus, zelfs al is hij een moralist, wat ik niet ben.’

‘Vroeger had ik een programma en zorgde ik ervoor dat ik, na elke film die min of meer commercieel was, vervolgens een film aanpakte die meer experimenteel was. Tegenwoordig heb ik dat principe losgelaten. Ik zie het als werk en pak gewoon wat me bevalt. Ik heb altijd het gevoel gehad dat ik kon doen wat ik wilde doen. Zelfs nu Hollywood wel erg veel accent is gaan leggen op explosies en gigantische torren. Dat zijn films waarin ik niet uit de voeten kan en waarvoor ik ook de energie niet heb.’

Wat vindt u van de jaarlijkse rituelen rond de Oscars?

‘Ik ben nu in Europa omdat ik geen deel wil hebben aan al dat gezwets eromheen. Het is een terreur. In interviews vind ik het niet erg om het erover te hebben. Maar in Los Angeles zit ik na een screening even onder mijn stoel naar mijn schoenen te zoeken en dan hijgt er weer iemand in je nek: “Je gaat winnen, Jack.” Zulke dingen maak je tijdens die zeven weken dat de nominaties bekend zijn een keer of duizend mee. Griezelig gewoon. De uitreiking zelf vind ik fantastisch om mee te maken.’

‘Ik ben daar ouderwets in, ik houd van de glamour en het idee dat je een keer per jaar met de hele film business samen zo’n feestje hebt. Dat schept een band. Waar ik weer niet zo verrukt van ben, zijn die vermaledijde fotografen met die flitslampen. Daarom houd ik als het even kan mijn zonnebril op, niet omdat ik bang zou zijn herkend te worden met een Golden Globe in mijn handen. Maar dat geflits, daar word je gek van. Bij de Oscaruitreiking staan 165 fotografen schietklaar. Je ziet daar al die arme actrices het podium afkomen met gesmolten make up. Elektronenflitsers slaan alle energie weg uit je lichaam. Ze putten je uit.’

U heeft al twee keer een Oscar gewonnen en u bent tien keer genomineerd geweest. Vindt u dat er terecht gekozen is of had u wellicht liever met andere acteerprestaties willen winnen?

‘Er zijn in principe twee manieren om daar tegenaan te kijken. Allereerst kun je doen alsof het toch allemaal niks te betekenen heeft. Of je kunt eerlijk zijn en vinden dat je eigenlijk Oscars had moeten krijgen voor alles dat je ooit hebt gedaan. Aan de andere kant zou ik ook dik tevreden terugkijken op mijn carrière als die uitsluitend had bestaan uit de films waarmee nooit nominaties zijn gewonnen. Dan zou ik aan Heartburn kunnen denken, The Shining of de rol van The Joker die ik gespeeld heb in Batman. Weinigen willen dat geloven, maar The Joker is één van de allerbeste prestaties geweest die ik ooit geleverd heb. Ik heb daar geacteerd dat ik een masker droeg en dat is technisch verdomd moeilijk. En met het spelen van The Joker heb ik het werken ondergaan als iets dat bijna leek op plezier maken.’

Enige kans om weer te gaan regisseren?

‘Ik denk er op het ogenblik weer hard over na. Ik vind regisseren makkelijker dan acteren. Ik vind dat ik minder onder druk kom te staan als ik de baas ben op de set. Ik vind het veel lastiger om me te wringen in de ideeën van iemand anders. Wat ik nu zou willen regisseren, daarover heb ik nog nauwelijks een notie. Ik heb al eens een sportfilm gemaakt over middelbare scholieren in de Vietnamtijd, daarna een western en een psychologische detectivefilm. Iedereen vraagt mij altijd waarom het zo lang had geduurd voor ik succes kreeg als acteur. In werkelijkheid zouden ze mij moeten vragen waarom het zo lang duurt voor ik eindelijk succes krijg als regisseur. Dat was wat ik altijd wilde.’

‘Eigenlijk ben ik me al enigszins aan het terugtrekken uit de film business. Ik probeer al een beetje met pensioen te gaan. Maar dat is iets waar in de film business niemand je mee helpt. Ze blijven je vragen voor rollen. Anders dan zo veel van de acteurs die net zo bekend zijn als ik, wordt mij nooit gevraagd of ik nog eens een film wil regisseren. Strikt genomen dien ik mezelf dus als mislukt te beschouwen. Dertig jaar geleden was ik het zat om steeds in slechte films te spelen. Ik had al een deal beklonken voor het regisseren van een film. Maar Dennis Hopper en Peter Fonda wilden samen Easy Rider gaan maken en waren op problemen gestuit in de voorbereidingen. Toen huurden ze mij in voor het superviseren van die productie en om er ook nog een rolletje in mee te spelen. Het rare gevolg is geweest dat ik toen een filmster ben geworden. Bij vergissing.’

De zoekgeraakte sigarendoos

Een van de grappigste eigenaardigheden van de echt grote Hollywoodsterren is dat ze totaal gespeend zijn van gêne. Sean Connery heb ik meerdere malen zijn Schotse chauvinisme horen uitspreken ten koste van het verfoeide Engeland waarvan hij helaas onderdaan is. Van William Friedkin (regisseur van The French Connection) mocht ik ooit optekenen wat hij vond van de door John Frankenheimer geregisseerde French Connection II: ‘Worse than a car accident in the streets!’ Whoopi Goldberg was in 1991 jurylid in Cannes toen ze het door Marco Ferreri geregisseerde La carne te beoordelen had gekregen: ‘Watching that was worse than having my period!’ Werd me destijds verteld door haar mede-jurylid Ferid Boughedir.

Vier jaar na de première van hun film Damage wilde acteur Jeremy Irons in 1996 nog steeds zijn regisseur Louis Malle vervloeken omdat een scène waarin hij spiernaakt over een trap moest hollen, niet ‘close maar kies’ was gedraaid – zoals afgesproken – maar stiekem toch in wijdhoek: ‘volmaakt potsierlijk en gênant’. Irons noemde de veelvuldig gelauwerde Malle een ‘totaal onbetrouwbaar sujet’.

Sterren uit de lagere échelons worden door pr-specialisten getraind op de vragen die ze kunnen verwachten en de veilige antwoorden die ze dan moeten geven. De werkelijke supersterren nemen geen blad voor de mond en laten je dan soms van je stoel vallen van verbazing. Dat deed zeker ook Jack Nicholson voor wie ik in 1998 het International Film Festival Rotterdam een dagje onderbrak voor een gesprek in Parijs. Maar bij teruglezen van dit samen met een Griekse en een Portugese collega gemaakte interview zie ik helaas Jacks meest saillante uitspraken niet terug. Of ze zijn gesneuveld op de eindredactie van de GPD of de eindredactie van in dit geval het Utrechts Nieuwsblad. Het is niet meer na te gaan. Mijn verhalen wilden nog wel eens sterk qua lengte en presentatie verschillen, afhankelijk van de kranten waarin ze terechtkwamen en dat waren er soms wel een stuk of twaalf. Soms werd ergens op een filmpagina maar de helft gebruikt van wat ik had aangeleverd, een andere keer vond ik een bescheiden gesprekje terug, met een filmografie erbij gezocht en zeven foto’s, te samen opgepompt tot voorpagina van een zaterdagbijlage.

Maar met zo’n in 1998 nog zeer hoog aangeschreven Jack Nicholson maakte je élke krant wel gelukkig, ook al was de aanleiding zo’n middelmatige film als As Good As It Gets. Des te spijtiger dat in het UN dus onder meer die ene opmerking ontbrak die ik de acteur wel degelijk hoorde maken over Bill Clinton: ‘In wat voor doos hij zijn sigaren opbergt, moet die man zelf weten. Dat gaat ons niet aan. Zo staat het zelfs opgetekend in de bijbel. We hebben een koning om onze gezamenlijke koektrommel te beheren. Pas wanneer hij die zelf begint leeg te eten, zijn wij gerechtigd om te gaan protesteren en te roepen om een andere koning.’

Goed hè, van Jack, dat hij zo bijbelvast is…

Maar Nicholson is niet de enige die ik flabbergasted heb aangehoord. Spike Lee zat eens te foeteren dat de Europeanen alle iconografie hebben gekaapt van de Afrikanen. En dat Hollywood telkens opnieuw Jezus laat spelen door blauwogige witte acteurs, dat is een schande. En voor de rol van Cleopatra hadden ze nooit Liz Taylor mogen nemen maar een zwarte actrice moeten vragen. Dat is evenwel raar bedacht van Spike, want de historische Cleopatra was een telg uit de Macedonische militaire dynastie die onder Alexander de Grote de macht had overgenomen in Egypte. Zoiets bedenk je bij jezelf. Maar ik ben te bescheten om zo’n opgewonden standje als Spike Lee er op te gaan wijzen dat Cleopatra waarschijnlijk toch echt minder geleken zal hebben op Whoopi Goldberg dan op wellicht Mirjana Milosevic.

Spike zei die dingen tijdens een groepsgesprek op een terras in Cannes, naar aanleiding van Do The Right Thing, toen hij nog graag vragen expres verkeerd begreep om vervolgens narrig uit te kunnen halen. Vijftien jaar later was hij in een veel mildere levensfase beland, de tijd dat hij in Venetië aangenaam verraste met She Hate Me. In die montere komedie laat hij een plots werkloos geraakte zwarte executive de eindjes aan elkaar knopen als spermadonor voor blanke lesbiennes. En de cineast zat aan een tafeltje in het Excelsior net zo sappig te grappen over die plot, toen hij bruusk werd onderbroken door een Israëlische journalist met de vraag die ik de hufter al tig keer eerder in groepsinterviews had horen stellen: ‘What do you think about the Israelian-Palestinian question?’ Alsof dat het enige is wat de wereld wil weten. En Spike Lee begint met zijn ogen te draaien, zwijgt nog wat, om vervolgens te reageren met: ‘Eh, lastige vraag. Moeilijk te beantwoorden ook. Ik heb namelijk veel plezier in mijn vak. Ik wil het nog lang doen. En dan heb ik er derhalve rekening mee te houden dat de meeste filmproducenten, eh, nou ja, meestal geen Palestijnen zijn.’

Dustin Hoffman heeft in 1988 tijdens een Rain Man-junket in Berlijn ook eens de veters uit mijn schoenen laten vliegen met zijn ideeën voor een speelfilm over de Tour de France. Hij was geïnspireerd geraakt toen hij in 1989 als gast in een volgauto achter Greg LeMond had gereden tijdens een Pyreneeënrit. ‘Het was een fantastisch schouwspel, op hellingen met stijgingspercentages van zeker 35 procent,’ zo sprak Dustin, nog steeds wild enthousiast, zonder het besef dat bij hoger dan 25 procent zelfs de beste renners op hun achterhoofd gaan stuiteren.

Maar nog fantastischer was wat de acteur vertelde over de plot van die film die The Yellow Jersey had moeten gaan heten. ‘De man in het geel valt en kan niet verder. Maar zijn ploegleider die lang geleden zelf ooit een zwik etappes in de Tour heeft gewonnen, trekt dan zelf de leiderstrui aan, stapt ermee op de fiets en brengt het geel in triomf naar Parijs.’

Wat zou ik dolgraag ooit die film hebben gezien. Wat een gemiste kans. En stel je toch eens voor: Als Cyrille Guimard op dit geniale idee was gekomen toen in 1980 Bernard Hinault met zijn knieblessure de strijd moest opgeven. Dan zou Joop Zoetemelk helaas nooit de Tour hebben gewonnen.