4 – Hannie Schaft blijft raadsel in knappe film van Verbong

Utrechts Nieuwsblad, 16 september 1981

Er wordt wel eens beweerd dat het Nederlandse verzet tegen de Duitsers eigenlijk betrekkelijk gering is geweest en je hoort ook vaak beweren dat de Nederlandse cinema bar weinig voorstelt. Een eigenaardig feit is wel dat de Nederlandse films over het Nederlands verzet opvallend sterk plegen uit te vallen.

Als Twee Druppels Waters is nog altijd een van de best geslaagde films van Fons Rademakers. Soldaat van Oranje is de sterkste film van Paul Verhoeven. Wim Verstappen steeg met Pastorale 1943 boven zichzelf uit. En met de verfilming van Theun de Vries’ biografische roman Het Meisje Met Het Rode Haar is er opnieuw een film tot stand gebracht die respect afdwingt. En bovendien wordt ermee gedemonstreerd dat we er in de persoon van de als avondvullende speelfilmmaker debutant Ben Verbong een begenadigd regisseur bij hebben. Toch ontbreekt er aan Het Meisje Met Het Rode Haar iets wat de film nog overtuigender had kunnen maken.

Hoofdfiguur is Hannie Schaft, een rechtenstudente die weigerde de loyaliteitsverklaring te tekenen en in 1943 via de Haarlemse Raad van Verzet terechtkwam in een communistische verzetsgroep. Ze heeft illegale bladen verspreid, koeriersdiensten gedaan, sabotage gepleegd en liquidaties uitgevoerd.

Relatie

Dat laatste nogal eens in samenwerking met een zekere Jan Bonekamp, met wie ze een relatie gehad schijnt te hebben die verder ging dan kameraadschap. Bonekamp raakte tijdens een aanslag (op de Zaanse politie-inspecteur Ragut) dodelijk gewond en Hannie Schaft liep later tegen de lamp bij een ordinaire straatcontrole.

17 april (achttien dagen voor de bevrijding) werd ze (24 jaar oud) in de duinen bij Overveen door twee SD-ers vermoord. Een jaar later was ze met veel huldebetoon bijgezet op de Erebegraafplaats en werd ze door koningin Wilhelmina postuum onderscheiden met het Verzetskruis. In de jaren vijftig, toen de Koude Oorlog was uitgebroken, is het plotseling een fel bediscussieerd strijdpunt geworden of Hannie Schaft communiste geweest was, of niet.

Een op zichzelf totaal niet relevante discussie die er evengoed toe heeft geleid dat men het in Haarlem pas dit jaar aandurfde om een monument voor haar te laten oprichten. En vermoedelijk heeft het schennen van haar graf in Overveen dit jaar, eveneens met plompe communistenhaat te maken gehad.

Sympathieën

In de film van Verbong is niet zonder meer de lezing overgenomen van Theun de Vries, die in zijn roman geen enkele twijfel liet bestaan over Hannie Schafts communistische sympathieën. Voor Verbong (hij schreef het scenario in samenwerking met Pieter de Vos) zat Hannie Schaft in het verzet. Punt uit.

Als zijn film een documentaire geweest was zou je met die constatering hebben kunnen volstaan, of die hele discussie kunnen weergeven. Maar in een filmdrama vertel je een verhaal dat gemotiveerd dient te zijn. Er moet worden aangeduid of aannemelijk gemaakt, vanuit wat voor geestesgesteldheid een jong meisje het kan opbrengen om op zeker moment foute mensen overhoop te gaan schieten.

Het vurig aanhangen van een verdrukte ideologie zoals het communisme was daar een redelijke verklaring voor geweest. Alle soorten van idealisme zijn denkbaar, alsook gewoon avonturisme. Maar een scenarioschrijver zal voor iets moeten kiezen. In deze film wordt soms wel even gepraat over een nieuwe maatschappij straks, maar dat is puur vaag.

Het meest van een motivatie heeft nog de redenatie weg dat Hannie Schaft rechten had gestudeerd, een groot rechtvaardigheidsgevoel had dus (terwijl zoiets helemaal niet vanzelf spreekt) en daarom de verondersteld logische stap maakt naar het bestrijden van onrechtvaardigheid in de praktijk van de illegaliteit. Zo mag ze het zelf een keer verwoorden. Maar overtuigen doet het niet. Er moet meer geweest zijn.

Roekeloos

Andere verklaringen voor Hannie Schafts optreden, dat naar verloop van tijd en vooral na de dood van Bonekamp, steeds roekelozer schijnt te zijn geworden, moeten in psychische factoren gelegen zijn geweest. Maar ook daarmee komt Verbong niet ver, omdat hij Hannie Schaft in de persoon van Renée Soutendijk net zo introvert opvoert als ze ook werkelijk geweest schijnt te zijn.

Meestal zegt ze dus heel weinig, in haar dialoog blijft ze ondoorgrondelijk. Dramatisch kan een regisseur met introverte mensen toch een hoop doen als ze in amoureuze situaties terechtkomen en zo’n situatie diende zich ook aan in het verhaal van Hannie Schaft. Maar om vermoedelijk redenen van piëteit heeft Verbong op die verhouding met Bonekamp geen te grote nadruk willen leggen, zodat ook daar Hannie Schaft zwak geprofileerd blijft.

Drijfkrachten

Verbongs aanpak blinkt dus uit door integriteit, wat hem zonder meer siert. Maar als kijker blijf je intussen zitten met een keten van gebeurtenissen waar je graag beter de drijfkrachten van had willen begrijpen, als een filmer dan toch zo dicht op de huid van speciaal één personage wenst te kruipen.

De film mist een bindend dramatisch thema, want als iets dergelijks kan de weinig prikkelende lijn – van meisje uit beschermd milieu tot gehard verzetsstrijdster – toch niet worden beschouwd. Dat is een belangrijk verschil met de eerder in Nederland gemaakte verzetsfilms.

Pastorale 1943 ging over het verzet, maar was net zo goed een registratie van Nederlandse kleingeestigheid. 

Als Twee Druppels Water ging over het verzet, maar was meer nog een film over een identiteitscrisis. Het Meisje Met Het Rode Haar blijft hangen in enkel het reconstrueren van feiten. En dat is eerbiediger dan nodig was geweest.

Filmen is nu eenmaal een proces van tevens het weglaten en toevoegen van feiten om wat wezenlijk is, dramatisch reliëf te geven. Verbong weet dat ook wel, want hij neemt wel de vrijheid Bonekamp zo oliedom af te schilderen dat hij zou hebben rondgelopen met een foto van het intensief gezochte ‘Rothariges Mädel’ in zijn binnenzak. Alleen een kleurenfoto zou nog dommer zijn geweest.

Naargeestig

Het wordt hoog tijd om Verbong nu de complimenten te maken waar hij zeker niet minder recht op heeft. De gebreken van Het Meisje Met Het Rode Haar liggen namelijk op scenario-niveau, maar als regisseur betoont Verbong zich gelijkwaardig aan de beste onder zijn Nederlandse collega’s.

De sfeer van bezet-Nederland, wat ik me daarbij voorstel, is nooit eerder zo levensecht en naargeestig terechtgekomen als in deze winterfilm die met haar stadsbeelden zelfs Als Twee Druppels Water overtreft, terwijl die bijna twintig jaar eerder gemaakt is, toen de jaren veertig nog in de straten lagen, bij wijze van spreken.

Dat het Verbong zo schitterend gelukt is, heeft deels te maken met de zeer zorgvuldig uitgezochte locaties, maar vooral met de magnifieke cameravoering van Theo van der Sande die bijna ieder shot te injecteren wist met een stevige dosis beklemming door, als het even kon, te filmen vanachter passanten, objecten, door ruiten en deuropeningen, maar zelden vrij in de ruimte.

Dat laatste gebeurt pas als in de finale Hannie Schaft haar dood tegemoet loopt, wat zo niet haar verlossing nabij brengt dan in ieder geval die van ons. En heel geraffineerd is het dat daarna het allerlaatste beeld van dan feitelijk bevrijd Nederland terugkeert naar een kadrering in een beknottend interieur: symbool van alle de bodem ingeslagen hoop over die door veel illegalen nagestreefde nieuwe maatschappij.

Effect

Een zeer effectrijke vondst is het geweest om te draaien op kleurmateriaal, waaruit vervolgens in het laboratorium bijna alle kleur weer werd weggedrukt. Een proces vergelijkbaar met wat gedaan werd bij Una Giornata Particolare. Scola’s cameraman De Santis werd ook geraadpleegd. Grauwheid is troef, alleen de vlammende bos haar van Hannie is er (alweer symbolisch dus) niet onder te krijgen.

Weer in een ander sterk punt wordt gevormd door de muziek die geschreven werd door Nikola Piovani, die veel voor Bellocchio heeft gecomponeerd, maar ook voor het Nederlands geproduceerde Soleil des Hyènes. Het Meisje Met Het Rode Haar heeft een ‘production value’ die superieur is aan de gangbare Nederlandse speelfilm.

Met voor locatie-opnamen net wat meer (en beter gecontroleerde) figuranten en met b.v. een militaire colonne die uit net wat meer auto’s bestaat dan de woekeraars met Nederlandse budgetten zich meestal kunnen permitteren.

Bril

Als acteurs-regisseur bewijst Ben Verbong een ongewoon talent met gevoel voor understatement. Om dat vast te stellen hoef je niet verder te kijken dan Adrian Brine, die van zoiets obligaats als een rücksichtslose SD-officier een heus karakter te maken weet. Als hij zijn argwaan over de werkelijk identiteit van de gearresteerde Hannie Schaft bewezen ziet via de toevallige constatering dat haar bril gewoon ongeslepen glas bevat, gebeurt zoiets zwijgend en bijna terloops.

Elke andere Nederlandse regisseur zou dat uitgebreid zijn gaan toelichten, Verbong niet. En in hoge mate realistisch en menselijk is de ingehouden creatie die Renée Soutendijk van Hannie Schaft gemaakt heeft. Alleen, ik zou zo graag via deze film te weten zijn gekomen wat voor mens ze is geweest, of geweest had kunnen zijn. En op dat vitale punt van invullen, laat Verbong me toch in de steek.

Blond meisje in het wit op kolenhopen

Ik dacht eigenlijk dat zo’n beetje iedereen en zijn oude moer Het meisje met het rode haar een voortreffelijke film had gevonden, op Paul Verhoeven na dan. De maker van Soldaat van Oranje liet ergens de schampere mening noteren dat hij het werkstuk van collega Ben Verbong maar een ‘pief-paf-poef-film’ vond.

Trouwens, de jury van de allereerste editie van het Nederlands Film Festival, dat in 1981 nog de Nederlandse Filmdagen heette, was er ook niet echt van ondersteboven, want aan de verfilmde verzetsroman van Theun de Vries werd geen enkel Gouden Kalf gegund. Nou waren er dat in het beginjaar ook slechts vier, afgezien van de vakprijs geluid en de cultuurprijs. Tegenwoordig worden er per editie maar liefst twintig Kalveren uitgedeeld. Er kwam er dit jaar net weer eentje bij, voor beste kostuumontwerp. 

Maar het was toen toch chic dat Het meisje met het rode haar tenminste wél werd verguld met de Prijs van de Nederlandse Filmkritiek, die dus nog niet de KNF-Prijs heette, want die club bestond nog niet. Ik heb hoogst persoonlijk die onderscheiding bedacht, iets waar je ook niet echt een genie voor hoeft te zijn als er ineens een nationale manifestatie in Utrecht plaatsvindt en jij werkt voor het Utrechts Nieuwsblad. Meer bijzonder was dat mijn hoofdredacteur, de onvolprezen Max Snijders, er een bedrag van 1500 gulden naast wilde leggen.

Het was me alles meegevallen dat bijna alle aangeschreven collega’s daadwerkelijk voor deze prijs wilden mee stemmen en dat is wat ik ook zei toen ik de onderscheiding aan Verbong uitreikte, nog toevoegend dat de filmjournalisten maar eens moesten bekijken of er op nog meer punten viel samen te werken. Gevolg was dat ik een jaar later in Utrecht opnieuw die prijs stond uit te reiken, toen in mijn hoedanigheid als secretaris van de inmiddels opgerichte Kring van Nederlandse Filmjournalisten (KNF). En andermaal ging de onderscheiding naar een film die door de jury van de Gouden Kalveren (inmiddels acht plus een Cultuurkalf) straal was genegeerd: De smaak van water van Orlow Seunke. Het waren in Utrecht van meet af aan de critici die voor gerechtvaardigd evenwicht zorgden op de palmares van het festival. Zonder ooit die speciale intentie te hebben, trokken we dingen recht.

Terug naar de ‘pief-paf-poef-film’. Het meisje met het rode haar was meteen na zijn première een bijzonder fenomeen. Er gingen in de eerste vertoningsweek al overal illegale kopieën van rond die werden uitgezonden door zogenoemde tv-piraten. Een heuse plaag in die dagen. Een pijnlijke doorn in het oog van de bioscoopbranche, die wel meteen her en der korte gedingen aanspande maar niet de smet kon wegpoetsen dat ze zelf verantwoordelijk was voor de situatie dat er überhaupt illegale kopieën konden worden gemaakt.

Een en ander heeft niet de glanzende carrières in de weg gestaan van zowel Ben Verbong als zijn hoofdrolspeelster Renée Soutendijk. Voor haar was het de eerste echte hoofdrol en daar zijn er nog veel op gevolgd. Verbong heeft, zonder het grote succes van Het meisje met het rode haar te kunnen evenaren, nog gedurende vijftien jaar een stel interessante of op zijn minst achtenswaardige speelfilms gemaakt in Nederland (onder meer De schorpioen, De kassière, De onfatsoenlijke vrouw), om vervolgens te verkassen naar Duitsland. Daar heeft hij sinds 1997 inmiddels een slordige twintig tv-films en series afgedragen die hem al zeven onderscheidingen hebben opgeleverd. Ik schat dat deze Limburger nog maar zelden terugdenkt aan Utrecht, Hilversum en Amsterdam.

Er is nog een derde persoon die via Het meisje met het rode haar een forse acceleratie aan zijn loopbaan heeft gegeven: cameraman Theo van de Sande. In 1978 had Ettore Scola geweldige indruk gemaakt met het ontkleuringsprocedé van zijn meest fameus gebleven film Una giornata particolare. Dit tijdens de fascistische hoogtijdagen spelend drama was monochroom geprint, op de kleuren na van de Italiaanse vlag: beetje rood en groen volstond. Dat werd door Theo voortreffelijk nagebootst in Het meisje met het rode haar, met minder groen. In een brief in mijn bezit heeft Wim Verstappen het overigens consequent over “Het meisje met het bruine haar”.

Nadien draaide Van de Sande slechts alleen Van de koele meren des doods en De illusionist toen deze ‘director of photography’ al een oeuvre-Kalf werd toegekend in Utrecht. Dat is hem slecht bekomen. Toen ik hem trof op de set van Schatjes, opereerde hij daar vanuit een rolstoel met zijn voet in het gips: het Kalf was erop gevallen. Sindsdien worden de Utrechtse trofeeën verstrekt in minder robuuste uitvoering.

Zijn beste prestatie moest Theo nog leveren met De aanslag, van Fons Rademakers. Daarna was de vogel gevlogen naar Amerika.

Nu komt het allermooiste verhaal dat ik ken over Theo van de Sande. Hij werd geboren in 1947 in Tilburg, de stad waar ikzelf twee jaar eerder was geboren aan het Piusplein, als telg uit de bakkersdynastie De Loos-Van Dommelen. Theo is een zoon van ‘De bakker op de hoek’, gevestigd op de kruising Piusstraat en Piuspark. We zijn driehonderd meter van elkaar opgegroeid. Kwamen we later achter. Vanuit hun bakkerij heeft hij ooit iets zo moois gezien dat het de cruciale impuls leverde voor wat hij in de rest van zijn leven wilde gaan doen. Hij heeft het me zelf verteld:

Het was zo’n warme zondag in de lente dat katholieke kinderen van zeven jaar oud hun Eerste Heilige Communie doen, zoals dat heet, een betekenisvol feest waarvoor de meisjes prachtig worden uitgedost als bruidjes. ‘s Ochtends naar de kerk, dan thuis een receptie met veel familie en cadeautjes, ‘s middags weer naar de kerk. Maar tussendoor is het even dood tij. Dan spelen de kinderen krijgertje of zoiets. Theo keek over de muur vanuit hun nog wit bestoven bakkerij en zag de diepzwarte kolenhopen van Brandstoffenhandel Zwaans. En daar over de bergen cokes, briketten en antraciet dwarrelde een in blinkend witte tule gehuld sprookjesachtig mooi blond communicantje dat niet gevangen wilde worden…

Vanaf dat magisch moment wilde Theo van der Sande maar één ding; cameraman worden.

Toen hij me dat vertelde, zei ik: je hebt het over de kolenhopen van mijn Ome Wim en zijn broer Jo. En over mijn achternichtje Hanneke! 

Ik moest haar vooral de groeten doen.