6 – ‘Gebroken spiegels’: de wereld één groot beklemmend bordeel

Utrechts Nieuwsblad, september 1984

Na het zien van de slotfilm van de Nederlandse Filmdagen 1984 is alvast één ding zeker: wie het Gouden Kalf voor de beste lange speelfilm in 1985 veroveren wil, staat voor de lastige opgave om Gebroken spiegels te overtreffen. Marleen Gorris palmde het Kalf van 1983 in met De Stilte Rond Christine M., maar met haar nieuwe film overtreft ze zichzelf in ruime mate.

Er is sprake van grote verwantschap tussen beide films, want net als bij Christine M. wordt uitvoerig geschetst hoe in onze samenleving vrouwen stelselmatig vernederd blijken te worden. Een verschil is dat de vorige keer de vrouwen agressiever terugsloegen naar de betrekkelijke sukkels van mannen, terwijl de vrouwen uit Gebroken spiegels agressiever bejegend worden en juist geen of uitsluitend moreel verweer lijken te hebben. De vrouwen in Christine M. waren alledaagser. Edda Barends speelt nu eigenlijk zelfs hetzelfde mens in een tweede lijn van het verhaal, want de hoofdmoot van Gebroken spiegels speelt in een bordeel en gaat over hoeren.

Marleen Gorris verdeelt haar motieven over twee niveaus. In de meest evidente laag zijn we simpelweg getuige van de barre staaltjes hypocrisie en botheid die mannen ten toon spreiden in een bordeel. Of ze daar nou pooier zijn, zich machtig voelen als ze speciaal een nog schuchter hoertje te grazen nemen, met een groep zakenlui de beest uit hangen, of een prostituée vermoorden. Alles wordt samengevat in de opmerking die Gorris ook in interviews telkens als stelling poneert: ‘Mannen die naar de hoeren gaan, zijn per definitie niet aardig!’

Dat alvast lijkt een aanvechtbare stelling, want ik zou niet weten waarom bijvoorbeeld een Turk veroordeeld zou moeten worden die in onze samenleving vrijwel geen enkele faire kans krijgt om op een meer aardige manier contact te hebben (seksueel of niet) met een Nederlandse vrouw. Je zou bovendien, even grof generaliserend, kunnen zeggen dat vrouwen die geld willen verdienen aan feitelijk zielige mannen die thuis niet aan hun gerief kunnen komen, prostituées dus, per definitie niet aardig zijn.

Om dat zo boud te stellen zou dom zijn, maar in Gebroken spiegels wordt wel vanuit de sociale ellende bij sommige vrouwen en niet vanuit sociale ellende bij sommige mannen, getoond hoe men uiteindelijk in een bordeel terecht kan komen.

Voorts kun je redeneren dat als een vrouw door honger en extreme nood geteisterd wordt, ze die mogelijkheid heeft om zich eventueel te prostitueren. Ze kan daarvoor kiezen, ze kan het ook verdommen en creperen. Een man op de bodem van diezelfde put kan die keus niet eens meer maken. Naar mannelijke prostitués schijnt minder vraag te zijn.

Het hele probleem rond het oudste beroep van de wereld zit aanmerkelijk gecompliceerder in elkaar dan Gorris het doet voorkomen. De bovenlaag van Gebroken spiegels vertoont qua intentie barsten, wat niet wegneemt dat de getoonde scènes sec enorme overtuigingskracht hebben. Het komt ook aardig overeen met bijvoorbeeld die tv-documentaire die gemaakt is over de roemruchte ‘chickenfarm’.

Veel interessanter is wat Gorris wil betogen in de tweede laag van haar film. Het bordeelleven is namelijk gebruikt als metafoor voor een veel omvangrijkere visie; namelijk dat mannen een drang in zich hebben om vrouwen te vernederen. Daar beleven ze hun lust aan. De film gaat met die veronderstelling veel verder en dieper dan Christine M., want toen kon je nog menen dat die kerels zich gedroegen vanuit ingekankerde vooroordelen, een onhebbelijk, cultuurbepaald superioriteitsgevoel, waar een beter opgevoede generatie wellicht van gespeend zou kunnen blijven. Dergelijke hoop wordt er in Gebroken spiegels niet meer geboden, want het willen vernederen van vrouwen wordt getoond als karakteristiek voor de mannelijke sekse. Het schijnt met hormonen van doen te hebben; de natuur van het beestje.

Om dat te illustreren, heeft Gorris een tweede verhaal de intrige ingevlochten: een man in kennelijk goede doen, onopvallend en beschaafd, ontpopt zich als een lustmoordenaar van een heel bijzonder type. Hij ontvoert vrouwen, bindt ze met kettingen op een bed en hongert ze uit. Dagelijks komt hij kijken, maakt polaroidfoto’s die hij in systematische rijtjes (zijn ordentelijkheid blijkt dwangneurose) aan de muur plakt en hij geniet van het bidden en smeken van zijn slachtoffer. Als ze dood is, wordt het laatste fotootje gemaakt, de man ontdoet zich van het lijk en gaat op zoek naar het volgende slachtoffer. De hellegang van de brave Edda Barends (geschaakt ‘s avonds van de moedermavo op weg naar huis) maken we van begin tot eind mee. Schokkende, diep deerniswekkende scènes, vooral vanwege de treffende economie in de enscenering.

Zowel in het bordeel als in de tot gevangenis omgebouwde garage sterven vrouwen, maar gebeuren er óók dingen waardoor die vrouwen zich uiteindelijk toch nog als morele winnaars beschouwen mogen. In beide gevallen zijn het net die kennelijk als moedgevend bedoelde ontknopingen die enigszins ontsierend werken voor het grimmige en scherpzinnige script, dat overigens ook door Gorris zelf is geschreven. Ze doet er de concessie mee nog iets triomfantelijks toe te voegen aan het donkere-spiegeleffect waarmee ze haar zusters de bioscoop uitstuurt. Dat mag natuurlijk en in geen geval gaat Gorris er zo schril meer door het geluid als bij Christine M. is gebeurd in de finale vol hosanna en lachorkanen.

Intussen zadelt Gebroken spiegels met dit scherp geslepen dubbelverhaal het publiek wel op met de onaangename plicht na te gaan of het nou kan kloppen, de constatering van Gorris dat elke vrouw zich eigenlijk voortdurend in een gigantisch bordeel kan voelen, omdat de relaties met mannen altijd bepaald worden door ongelijk verdeelde macht en dat vanuit die gegevenheid iedere man in het diepst van zijn ziel eigenlijk iedere vrouw zou willen vernederen.

Het sleutelbeeld van Gebroken spiegels is dan ook het bordeel-shot waar een man (anoniem, wij zien alleen zijn keurige jasje) op de voorgrond staat, hautain het kringetje smekend naar hem opkijkende hoeren monsterend. Vrouwen in de aanbieding. Een vleeskeuring, de veronderstelde zevende hemel van de man.

Elke vrouw en man – als hij eerlijk is – moet de beeldspraak herkennen. Vrijwel altijd bij een eerste ontmoeting met een of meer mannen wordt een vrouw instinctief door mannen (bewust of onbewust) ingeschat op eventuele seksuele gebruikswaarde.

Ik weet het niet, misschien zit de natuur zo wel in elkaar. Ik denk dat feministen er niet vrolijker op worden als ze gaan kijken naar die chimpansee-film van Haanstra, of welke andere natuurdocumentaire dan ook. Een laf argument natuurlijk, maar ik zou oprecht niet weten of je een redelijke hoop kunt koesteren dat mannen daarin te veranderen zijn.

Wel is er de keerzijde van de medaille. Er zijn natuurlijk ook vrouwen met aanzienlijke macht over mannen, die dan óók peilloos diep vernederd worden. De literatuur wemelt van die types: Wedekinds Lulu, Merimées Carmen, Buchners Marie in Wojzeck.

 Ojee! Ik vrees dat ik nou net drie fatale vrouwen in herinnering breng die niet alleen door mannen zijn bedacht, maar bovendien uiteindelijk allemaal door hun geliefde werden doodgestoken. Zou Marleen dan nog gelijk hebben ook, naast het feit dat ze een buitengewoon krachtige, beklemmende en oorspronkelijke film gemaakt heeft?

Met Freek aan het stuur naar Rimini

Op zaterdag 27 september 1984 waren een filmjournalist en vier kakelverse Gouden Kalf-winnaars over de Italiaanse autostrada onderweg naar Rimini:

Jos Stelling, Freek de Jonge (samen de makers van De illusionist), Rudolf van den Berg (regisseur van Bastille), Gerard Thoolen (acteur van zowel De illusionist als De mannetjesmaker). Et moi. We waren uitgenodigd voor het eerste EuropaCinema Festival. 

Als goede kennis van directeur Felice Laudadio (jaren later zou hij directeur worden van het filmfestival van Venetië) had ik als Nederlandse liaison lang tevoren de deelname verzekerd van nou juist een paar films die 26 september in Utrecht in de prijzen vielen. Die winst was zo uitbundig gevierd dat je het een mirakel mocht noemen dat we allemaal de ochtend daarna op tijd waren ingecheckt voor het vliegtuig naar Milaan.

Voor het traject verder naar de Adriatische kust waren treinkaartjes geregeld, maar Freek had geen zin in het spoor en huurde liever een royale auto waar we allemaal in pasten. In Bologna werd geluncht en tijdens de slotetappe begonnen we pas echt te merken hoe kort de nacht was geweest. Ik zat links achterin, naast de diep in slaap gesukkelde Gerard Thoolen; rooie kop, zwaar ademend, zeer zwaar zwetend. Chauffeur De Jonge zag het aan en constateerde: ‘Gisteren noemde ze hem nog een monument van de Nederlandse cinema. Moet je nu dat wrak zien!’

Wrak Gerard was dan ook de enige die niet meedeed aan de felle discussie die zich vervolgens ontspon met als onderwerp de slotfilm in Utrecht. Dat was Gebroken spiegels geweest van Marleen Gorris. Daar bleek over de E 45 zoevend heus wel respect voor te bestaan, maar niet ten aanzien van Mevrouw Gorris’ manvijandige standpunten. Die hadden we niet verdiend, was de consensus. Ik bleek de enige die tegengas gaf, voor zover Freek dat toeliet, want die zat achter het stuur en we wilden op tijd aankomen. Dan wil je gas, geen tegengas.

Ik zei iets in de trant van: ‘Maar ze heeft toch gelijk als ze zegt dat mannen bij een kennismaking met een vrouw onmiddellijk een snelle inschatting maken van mogelijk seksuele bruikbaarheid.’ Er viel een korte stilte die door onze chauffeur werd verbroken met de vraag: ‘Denk jij soms dat vrouwen niet exact hetzelfde doen met mannen?’ En ik antwoordde dat ik niet geloofde dat ze dat allemaal deden. Waarna er een langere stilte volgde en ik mijn reisgezellen meewarig zag glimlachen om mijn kennelijke onnozelheid.

Achteraf geloof ik dat op alleen dit punt Stelling, De Jonge en Van den Berg meer gelijk hadden dan ik, maar nog vind ik dat tegelijkertijd de achterkant van haar eigen gelijk niet Marleen Gorris verweten kan worden. Omdat ze immers slechts verwacht werd een interessante en desnoods provocerende film af te leveren, niet een uitgebalanceerd cultuur-biologisch-psychologisch traktaat. Wel staat het vrij om vervolgens onze standpunten te leggen naast de visies van de cineaste.

Ik heb Gebroken spiegels destijds ervaren als een schop in het kruis die – verdiend of onverdiend – juist zo hard aankwam omdat hij met bijzondere deskundigheid, lef en intelligentie was toegediend. Ik vond Gorris imponerend omdat ze – 35 jaar voor #MeToo een begrip werd – de dingen zo boud en schril op scherp kon zetten. Ze was weliswaar niet de enige en ook niet de eerste regisseur van wat destijds ‘vrouwenfilms’ werden genoemd, maar wel de meest brutale. Zeker Nouchka van Brakel (Het debuut, Een vrouw als Eva, Van de koele meren des doods, Een maand later) heeft zich uitgeput als, mag je wel zeggen, ijverige representant van de eerste feministische golf. Ook Froukje Fokkema (Kracht, Wildgroei) heeft zich stellig gemanifesteerd als een cineaste met haar op de tanden en markante ideeën, maar ik betwijfel of je háár in strikte zin feministe kunt noemen. Ik zou trouwens ook niet weten waar dat goed voor zou zijn.

Ik vond het óók mooi toen Marleen Gorris niet bleef hangen in die extreme deprimerende visioenen van De stilte rond Christine M. en Gebroken spiegels, maar haar nog altijd zeer pittige meningen ook op lichtvoetiger wijze bleek te kunnen presenteren. Deed me echt deugd. We hadden elkaar al eens hier of daar meegemaakt en wisten dus wel een beetje wat we aan elkaar hadden toen ik haar letterlijk tegen het lijf liep op een bijzonder moment.

Ik zag Antonia in een besloten screening in Cannes, zonder tevoren ook maar iets van die film te weten, behalve dat Willeke van Ammelrooy erin meespeelde. Maar ik was zo opgetogen en aangenaam verrast dat ik Gorris spontaan heb omhelsd en een zoen cadeau deed toen ik haar stomtoevallig een kwartier later tegenkwam in een kale betonnen trappenhal in Cannes. 

Marleen was wel geamuseerd, geloof ik. Ik mocht haar nadien altijd bellen. Dat wil zeggen: ik kreeg niet haar eigen telefoonnummer, maar dat van haar vriendin. En die mocht ik dan bellen als ik Marleen wilde spreken. Dat bleef ook zo toen er inmiddels met Antonia een Oscar was gewonnen en de cineaste vaste voet leek te krijgen in Amerika. En als Marleen dan van haar vriendin had begrepen wat ik op mijn lever had, dan bestond er de mogelijkheid dat ze zou reageren. Enige distantie blijft allicht gepast. Maar ze belde inderdaad soms terug.