16 – Une histoire de vent

17 – A City of Sadness, interview Hou Hsiao-hsien >

De Volkskrant, 26 januari 1989

Laatste film van Ivens dankzij Loridan overtuigend document
Ontroerend verhaal van de oude man en de wind

In China ontmoette Joris Ivens een priester die maskers maakte, voor iedere god één. Alle verschijnselen van de natuur hebben een god, maar van de wind-god was er geen masker. Ivens vroeg de priester daar eens over na te denken en toen hij terugkwam had de Chinees zijn collectie aangevuld. Dat masker is te zien in Een verhaal van de wind, waarin de negentigjarige filmer probeert de wind in zijn macht te krijgen. Een onmogelijke opgave, een eeuwige strijd, en juist daarom zijn grootste verlangen. Voor Joris Ivens is een Verhaal van de wind wat The old man and the sea was voor Hemingway, ooit Ivens’ kompaan bij het maken van Spaanse aarde, over de Spaanse burgeroorlog. De wind is een constant element in het leven en het werk van Ivens. Vanzelfsprekend voor een kind van het Hollandse landschap, waar het altijd waait en de wieken van de windmolens klappen, maar ook symbolisch voor een kunstenaar die altijd geprobeerd heeft maatschappelijke veranderingen vast te leggen. De wind is voor hem naast een dagelijks natuurverschijnsel ook het symbool van verandering. In een terugblik op zijn leven ziet Ivens de wind als de kracht waarmee alles wat verstart wordt weggeblazen. De wind zet alles in beweging, laat niets heel van wat verouderd is. De wind is de god van de revolutionair.

Astma
Letterlijk is de wind ook de adem die bij Ivens vaak stokt wanneer hij weer een astma-aanval krijgt, een kwaal van dag en nacht, die hem al zestig jaar teistert en die van zijn longen zijn achillespees heeft gemaakt. Eén zuchtje van de wind te veel en zijn longen zijn aangetast, elke keer opnieuw kan dat de laatste keer zijn want de weerstand wordt steeds minder. Tijdens de opnamen van Een verhaal van de wind overkwam hem dat weer eens en de doktoren gaven hem op. Voor de zoveelste keer overwon Ivens deze aanval van de wind op zijn leven en de film doet daarvan verslag in een schitterende scene waarin de filmer droomt van zijn eerste collega uit de filmgeschiedenis, Meliès, wiens Reis naar de maan hij letterlijk binnenstapt. Zeker eenderde van Een verhaal van de wind is zonder Ivens gemaakt door zijn vrouw Marceline Loridan, omdat de film dóór moest gaan toen de artsen Ivens met de grootste inspanning oplapten. Loridan is minstens mede-auteur van de film en misschien daarom is Een verhaal van de wind zo sterk op Ivens zelf gericht. Ze noemt het zelf een liefdesfilm; voor haar is het een ode aan de man met wie zij haar leven nu vijfentwintig jaar deelt. En het paradoxale is dat juist door het aandeel van Loridan niet eerder zo’n autobiografische film over Ivens tot stand kwam. Ivens de bevlogene, de idealist en voor sommigen de utopist. Al deze eigenschappen moet je natuurlijk bezitten om het onmogelijke waar te maken: het vangen van de wind. Op zijn negentigste jaar komen de bevlogenheid, het idealisme en de utopie samen. Ivens vangt de wind, maar is daartoe alleen in staat dankzij de magie. En dat komt overeen met zijn filosofische standpunt op dit moment. “De wetenschap”, zegt hij in een terugblik op zijn leven, “is niet alles, heb ik inmiddels geleerd. Zij verplaatst de grenzen alleen maar een beetje. Het metafysische en de droom zijn een onderdeel van de werkelijkheid, die een brug slaan naar de toekomst.” Daarmee stemt hij in met Luis Buñuel, die in het recente boek van Max Aub stelt: “Ik ben tegen de wetenschap, ik geloof alleen in het mysterie.”

Poëzie
Ivens heeft altijd geloofd in maatschappelijke ontwikkelingen die de wereld evolutionair op zijn kop zetten. De documentarist Ivens probeerde deze revoluties met een onverbeterlijk optimisme te verslaan. Nu zegt hij dat hij de poëzie weer heeft teruggevonden en in die werkelijkheid toelaat. Daarvan vooral is Een verhaal van de wind een schitterende en ontroerende getuigenis. Als een document (je mag het bijna een testament noemen, hoezeer Ivens ook bezig is met nog een nieuwe film), waarin alle aspecten van Ivens samenkomen. Het is een film waarin twee kanten in balans komen: het fanatisme waarmee hij altijd weer het onmogelijke probeerde na te streven èn de wijze ironie waarmee hij over dat streven op zijn negentigste jaar kan bespiegelen. De anarchist en de surrealist Ivens, broeder van Buñuel, en de realist Ivens, vader van het documentaire filmen, laten zich beiden kennen in dit verhaal van de oude man en de wind.

Pionier
En op zijn oude dag blijkt Ivens de jongste filmer ter wereld. Een man die opnieuw de weg wijst, ook in zijn vak. De weg die de documentaire kan gaan, om “ergens” tussen een verslag van de werkelijkheid en de verbeelding uit te komen. Dáár kan het onmogelijke worden waar gemaakt, kan de wind gevangen worden. En waar hij de wind temt, staat Ivens als een vorst te stralen. De pionier die nog steeds voorop loopt en de man die met deze wijze, openhartige en vitale film al zijn critici de mond snoert.

Peter van Bueren

Naschrift 2016

Mijn eerste hoofdredacteur, Joop Lücker bij De Tijd, waarschuwde me: er mocht zo weinig mogelijk geschreven worden over Joris Ivens, want dat was een landverrader en vooral een communist, die de Beria-processen had goedgekeurd. Lücker zelf kwam net als Ivens uit Nijmegen en had zelfs gefigureerd in de eerste film van Ivens, Wigwam. Ik had nauwelijks nog iets van Ivens gezien. Vergeet niet dat we begin jaren zestig nog geen computer, video of dvd hadden en een film van Ivens hoogstens af en toe te zien was in het filmmuseum van Jan de Vaal, toen nog gevestigd in het Stedelijk. Ik vond in elk geval dat hij met Indosesia Calling gelijk had. Die film had hem tot “verrader van koningin en vaderland” gemaakt, zijn paspoort raakte hij kwijt en pas eind jaren zestig kwam er iets van rehabilitatie aan de gang. De Nederlandse première van Une histoire de vent was in Rotterdam, in het oude Luxor en in het bijzijn van koningin Beatrix, die de hele film naast hem zat. Een heel bewogen avond.

In 1978 pas had ik hem voor het eerst ontmoet in het Filmmuseum, inmiddels verhuisd naar het Vondelpark. Tachtig jaar was hij toen al, ik 36. Jan de Vaal stelde me voor, we hadden een heel aangenaam gesprek en enkele dagen later kwam hij bij mij thuis eigengemaakte boerenkool eten. Daar was het eerste van een aantal lange gesprekken waarin hij veel vertelde over zijn leven en ook veel foute inschattingen toegaf over zijn politieke keuzes. Hij was een gelovige, een naïeve idealist die altijd eerst zijn passie volgde. Pas veel later kwam het nadenken.

Ik heb hem bezocht in Parijs en hem nog ontmoet in Amsterdam, Nijmegen, Venetië en andere plekken. Een vriend tot zijn dood in 1989. Dat werd me nog lang nagedragen, vooral na de verschijning van de biografie van Hans Schoots in 1995, waarin “bewezen” werd dat Ivens lid van de CPN was geweest, wat hij zelf altijd ontkend heeft. Nieuws dat de opening van het Journaal was. Daar valt nog veel van te vertellen, en van zijn weduwe Marceline Loridan en van heel veel gedoe.

Af en toe belde hij op. De laatste keer vlak voordat hij stierf. Op een woensdagmiddag, de telefoon: “Met Joris, ik ga morgen naar het ziekenhuis. Dat wilde ik je even vertellen.” Rare mededeling, want daar kwam hij vaak. “Je weet de weg, ouwe”, zei ik. Ik  begreep toen niet dat hij waarschijnlijk veel mensen heeft gebeld. Hij wist dat het de laatste keer was, het was zijn afscheidsgroet.

Peter van Bueren