23 – Green fish, interview Lee Chang-dong

24 – Alle Japanners zijn eenzaam >

De Volkskrant, 23 januari 1998

‘Alle families gaan failliet’

Schrijven is saai, vond de Zuid-Koreaan Lee Chang-Dong. Daarom besloot hij zijn scenario’s zelf te verfilmen. In ‘Green Fish’ portretteert hij een familie van slachtoffers. ‘We hebben de modernisering betaald met het verlies van natuur, traditie en gezin.’

Green Fish is het debuut van Lee Chang-Dong, een 43-jarige Koreaan die naam kreeg door zijn scenario’s voor To the Starry Island en The Single Spark van Park Kwang-Su, welbekend voor wie zijn zaakjes bijhoudt.

Binnen het raam van een gangsterfilm vertelt Lee over een vaderloze familie in de Nieuwe Stad, een slaapstad nabij Seoul. Makdong, de jongste van vier broers, komt uit militaire dienst en wil in Seoul carrière maken. Hij hoopt ooit een restaurantje voor de familie te kunnen beginnen. Door een vrouw die hij in een trein ontmoet, komt hij in aanraking met gangster Bae Taegon, die hem opneemt in zijn bende. Makdong vindt hier zijn tweede familie, maar ook zijn tragische einde.

Green Fish is een heel aardige, bescheiden film. Zonder twijfel is het niet de laatste van een regisseur die nooit een filmschool doorliep en uit de losse pols een veelbelovend eerste werk aflevert.

Lee Chang-Dong werd geboren in Taegu, na Seoul en Pusan de derde stad van Zuid-Korea. Hij studeerde Koreaanse letterkunde, verhuisde in 1983 naar Seoul en woont nu in de zogeheten Nieuwe Stad, zoals de hoofdpersoon in zijn film. Net in Seoul, begon hij boeken te schrijven, sociaal-realistische romans over het leven van gewone mensen. Prompt werd Lee van student een bekende schrijver.

Bij de verfilming van zijn scenario’s lette hij goed op hoe dat ging, films maken. Zijn derde scenario besloot hij zelf te regisseren. En sinds Green Fish is hij van schrijver in Zuid-Korea een bekende nieuwe filmer geworden.

Lee: ‘Boeken schrijven is ontzettend saai. Je leeft tussen je slaapkamer en je computer en loopt de hele dag rond de tafel. Met filmen heb je gelukkig meer te doen.’

Maar regisseren is toch ook een vak, dat kun je toch niet meteen?
‘Mijn oudere broer produceerde theatervoorstellingen, en daar keek ik veel naar, ik weet hoe acteurs en actrices werken. En bij Park zag ik hoe filmen gaat. Zelf geloof ik dat regisseren niet moeilijk is, alleen mijn huid zei steeds dat het wél moeilijk was. Ik heb namelijk een huidziekte en moet altijd een pet dragen. Zonder pet kon ik niets.’

In hoeverre is het verhaal autobiografisch?
‘Het eerste wat ik mij afvroeg toen ik naar de Nieuwe Stad verhuisde was: waar zijn de oorspronkelijke bewoners? Je vindt ze terug in de restaurants, als bedienden. Toen het plaatsje werd uitgebreid tot een satellietstad van Seoul verloren de echte inwoners hun ruimte. Niet alleen in fysieke zin, maar ook in hun herinnering aan het leven zoals het daar ooit was, hun gezinsleven.

‘In de film zijn alle personages slachtoffers. De moeder is een weduwe, de oudste broer heeft de plaats van de vader ingenomen, maar is geestelijk gehandicapt, hoewel hij Big Brother wordt genoemd. De op een na oudste broer is ongelukkig en behandelt zijn vrouw slecht, de zus is gastvrouwe in een bar. En Makdong gaat naar Seoul om een nieuw leven te zoeken, maar vindt daar alleen ongeluk.’

Is dit Zuid-Korea nu?
‘Het gezin is heel belangrijk voor de Zuid-Koreanen. Tijdens de periode van snelle economische ontwikkeling en industrialisatie verdween die sterke positie van het gezin. In de jaren zestig dachten de Koreanen dat modernisatie en economische ontwikkeling de enige waarden in het leven zijn. En dat is nog steeds zo. Er werd nooit gedacht aan de waarden die we daarbij verloren. We betaalden met het verlies van natuur, traditie en gezin. Je kunt ook zeggen: de onschuld en de puurheid.’

Is dat ook Lee’s eigen familieverhaal?
‘Mijn moeder is dood, mijn vader leeft nog steeds in Taegu. Die doet niets, hij was ooit communist, zat in de gevangenis, en kreeg geen baan vanwege zijn politieke opvattingen. Hij heeft nooit werk gehad, alleen idealen. Het geld kwam binnen via mijn moeder, die was naaister. Mijn oudste broer was acteur en theaterproducent, mijn moeder maakte de kostuums. Mijn tweede broer is gangster en ikzelf was de brave zoon, studeerde, werkte aan een toekomst. Mijn jongste broer werd als student een linkse activist. En zo was de cirkel weer rond.’

Waarom een gangsterfilm?
‘Ik kreeg geen geld om een film te maken, daarom heb ik de vorm van een gangsterfilm gekozen. Daarvan worden er tien per jaar gemaakt in Zuid-Korea, de rest, zo’n veertig à vijftig films, zijn romantische drama’s. De financiers houden van gangsterfilms en het publiek ook, zoals in de hele wereld. Ik gebruik wel de structuur van de gangsterfilm en het melodrama, maar als je je ogen open houdt, zie je dat ik een heel andere film heb gemaakt.

‘Om misverstanden te voorkomen: ik wil dus niet laten zien dat iedere Koreaan een gangster is. De maffia is bij ons niet zo sterk als in Japan of sommige andere landen. De Koreaanse gangster is ook een zakenman en politicus, hij heeft een soort ideaal, zoals Bae Taegon in de film: ooit een eigen zaak. Hij is een man met een typisch Koreaanse instelling. President Pak zei in 1960: ”We kunnen het”, en dat zeggen alle Koreanen sindsdien. Bae Taegon ook: ik kán het.

‘Bae komt een andere gangster tegen in wiens bende hij ooit zat, en dat is meer een ”gewone” gangster. Hij streeft succes na ten koste van anderen, zoals alle slechte mensen. Makdong noemt Bae Taegon ”Big Brother” zoals iedereen in Korea elkaar Brother noemt, of Sister. Terwijl de echte families verdwijnen worden er nieuwe families gemaakt; de Daewoo-familie, de Hyundai-familie, de Ssangyong-familie. De hele maatschappij is een grote familie. En die families gaan nu ook failliet.’

Het einde van de film lijkt wat rooskleuriger dan deze cynische beschouwing. De moeder heeft eindelijk haar restaurant, waar ook de tweede broer en de zus werken.
‘Dat lijkt maar zo. De derde zoon is dood, en iedereen in de Koreaanse bioscoop voelt aan hoe droevig het allemaal is. Het restaurant heet niet voor niets De Treurwilg.’

Peter van Bueren

Naschrift 2016

In november 1997 loop ik in Thessaloniki de ontbijtzaal binnen en zie de Zuid-Koreaanse critica Myung-hi zitten, in gezelschap van drie heren. Ik groet en zij stelt voor: Myoung Kainam, acteur en producent, Jay Jeon, programmeur van het festival van Pusan en Lee Chang-dong, aankomend regisseur, wiens debuutfilm Green Fish op het Griekse festival vertoond wordt. Min of meer uit beleefdheid ga ik die film zien en vind hem wel aardig. Myung-hi zegt dat hij waarschijnlijk geselecteerd wordt voor Rotterdam en ik besluit Lee Chang-dong te interviewen voor de Rotterdam- special. Lee praat nauwelijks Engels, Myung-hi vertaalt. Hij begint: “What you think about my film?” Ik zeg wat ik ervan vind, wat ik denk dat hij bedoelt, wat ik er goed aan vind en wat ik er aan vind schorten. Ik noem zeven zwakke punten en merk dat Myung-hi aarzelt bij de vertaling, ze begint te blozen en stopt (“Peter, you can’t say this”), maar vertaalt na mijn aandringen verder. Ik zie radeloosheid in haar ogen als Lee Chang-dong minutenlang peinzend voor zich uit zit te staren. Dan zegt hij: “You are the first who understand my film.”

Als ik ‘s avonds ergens wat wil eten, staan Lee Chang-dong en Myoung Kainam in de hotellobby en ik vraag of ze plannen hebben die avond. Nee, ze willen wat gaan eten. Ik stel voor samen ergens heen te gaan, zie nog een paar festivalgasten, iemand weet wel een leuk restaurant en met een groepje gaan we erheen. Een grote zaal met lange tafels vol vrolijke Grieken. Het is zaterdagavond en drank vloeit rijkelijk. Op een gegeven moment worden alle tafels afgeruimd, muzikanten komen binnen en iedereen begint te zingen en daarna te dansen. Kainam gaat op de tafel staan en begint een show op te voeren. We drinken door en gaan ook dansen. Lee Chang-dong drinkt weinig, Kainam des te meer. Als vrienden bereiken we diep in de nacht het hotel.

In januari komen Lee Chang-dong en Myoung Kainam met Green Fish naar Rotterdam, we trekken veel met elkaar op, zoals enige maanden later ook in Karlovy Vary. Ik word uitgenodigd voor het festival in Pusan en zie ze opnieuw. Het blijkt van meet af aan te klikken en Lee Chang-dong wordt in de loop der jaren mijn beste vriend.

Bijvoorbeeld. In oktober 2009 blijf ik na afloop van het festival van Pusan nog een paar dagen in Seoul. Lee Chang-dong is bezig met de opnamen van Poetry. Ik bezoek de set en zit me uren te vervelen. Tijdens de lunchpauze zeg ik dat ik iets wil doen of anders maar weg ga. Lee Chang-dong zegt meteen: “Good idea!” Hij roept de opnameleidster, ze praten wat en een half uur later loop ik als figurant voorbij in de scène dat de hoofdrolspeelster het ziekenhuis verlaat. Ze neemt een taxi en terwijl ze wat praat met de chauffeur zie je mij door het achterraampje in de volgende taxi stappen. “Maar dat moest niet te opvallend zijn en ik heb er wel voor je gezorgd dat je out of focus bent”, lacht Lee Chang-dong.

Peter van Bueren