20 – The Piano

21 – In memoriam Krzysztof Kieślowski >

De Volkskrant, 22 juli 1993

Een piano als metafoor voor de passies van een Schotse maagd

In de negentiende eeuw waren er nog geen rolschaatsen. Maar wel in Jane Campions The Piano, de film die zich halverwege de negentiende eeuw afspeelt en waarmee de 38-jarige Nieuwzeelandse regisseuse in Cannes de gedeelde Gouden Palm won. Als eerste vrouw en toen bovendien zeven en een halve maand zwanger. (En hoe vreselijk: de baby, David genoemd, overleed twaalf dagen later).

Campion kan moeilijk verklaren waarom zij een meisje op rolschaatsen door een huis laat crossen in een film die zich nadrukkelijk ‘ergens in de tijd van de zusjes Brontë’ afspeelt. Ze giechelt als ik het haar vraag (overigens vlak vóór de rampzalige dood van haar zoon): ‘Tja, in het kwam zo in me op hè, een inval, maar het paste zo goed.’ Er past meer in The Piano, sterker nog: alles past in The Piano. Zoals het verhaaltje dat dochter Flora verzint over de reden waarom haar moeder Ada niet kan spreken. Haar vader was een beroemde Duitse componist, haar moeder een Luxemburgse operazangeres. Ooit waren zij zo hartstochtelijk met elkaar in een woud aan het zingen dat ze helemaal niet in de gaten hadden dat er een noodweer was losgebarsten. Een bliksemflits trof de componist (‘Hij brandde als een fakkel’, vertelt Flora en Jane Campion voegt er even het beeld van een brandende fakkel aan toe), Flora’s moeder was letterlijk met stomheid geslagen. Vandaar.

In werkelijkheid weet niemand waarom Ada vanaf haar zesde jaar niet meer gesproken heeft. Zo meldt ten minste de vertellersstem, die van Ada zelf. De stem van Ada zelf? Maar ze kan toch niet praten? Ja maar, zegt de stem, volgens de Nederlandse ondertiteling: ‘De stem die je hoort is niet mijn spreekstem, maar de stem van mijn gedachten.’ (In het oorspronkelijke Engels: ‘Not my speaking voice but my mind voice’).

Ada’s mind voice zegt aan het begin van de film zichzelf niet als som te beschouwen, want ze heeft haar piano, daarmee is die piano van meet af aan meer dan zo maar een muziekinstrument. Ada spreekt, behalve in een gebarentaal die haar dochter verstaat of via briefjes, vooral door haar piano. Vanzelfsprekend is zij daardoor geheel van haar stuk, wanneer Stewart, de man aan wie zij is uitgehuwelijkt en die in Nieuw-Zeeland woont, besluit het instrument bij Ada’s aankomst op het strand achter te laten, want de inlanders kunnen het gevaarte niet door de modder sjorren. Daar moet zij toch enig begrip voor kunnen opbrengen.

Maar zonder piano kan Stewart naar Ada fluiten, Stewarts buurman Baines begrijpt het beter. Hij koopt het stuk strand waarop de piano is achtergebleven en bezit daarmee het instrument waarop hij zegt te willen leren spelen. Ada voelt er helemaal niets voor om die rare man, die zich net als de inlandse Maori’s tatoeëert (Baines is ook eigenlijk een stukje van de natuur) les te geven, maar Stewart dwing haar: ‘We zijn nu een gezin en iedereen moet offers brengen, (dreigend) JIJ OOK’. Ada’s offer voor het huwelijksgeluk is Baines lesgeven.

Baines blijkt echter helemaal niet te willen spelen. Hij wil luisteren en daarna meer. Ada kan haar instrument terugkopen. ‘Weet je wat dealen is?’ vraagt Baines. Ieder bezoek is één toets waard. Later worden het aanraken van haar arm twee toetsen waard en samen naakt op bed liggen liefst tien toetsen. Ada ‘dealt’ en neemt steeds meer bezit van haar piano naarmate zij meer geeft van haar lichaam. De piano is inmiddels van het instrument waarmee Ada haar stem kan laten horen de metafoor geworden voor seksuele drift, passie. En de film gaat over wat deze passie bij mensen teweegbгеngt.

Ada, de geheel in Staphorst-achtige gewaden geklede, Schotse maagd, ontluikt en stort zich vol overgave in de hartstocht. Voor het eerst kapt zij met haar onafscheidelijke dochter, die buiten moet spelen als zij haar piano terug verdient bij Baines. De wraak van de dochter is zonder mededogen: zij verraadt haar moeder bij Stewart.

In de supermacho Baines komen subtiele gevoelens los. De piano is nog lang niet afbetaald, wanneer hij tegen Ada zegt te willen stopper. met de handel. ‘Het maakt van jou een hoer en mij ongelukkig.’ En Stewart, de keurige Brit die met een hele huishouding naar het paradijs Nieuw-Zeeland voer en, eenmaal gesetteld, per post een vrouw bestelde om een gezin te stichten, weet niet wat hij met sex aan moet. Aanvankelijk laat hij Ada met rust, om haar te laten wennen. Hij heeft geduld, eens zal zij hem wel toegenegen zijn.

Op het moment echter dat Baines kapt met zijn passiespel en Ada (Baines missend) probeert lichamelijk contact met Stewart te krijgen (hem in feite als lustobject gebruikend, want reden tot zoiets als liefde voor die man heeft zij niet) siddert de geciviliseerde Schot. Zijn enige uiting van heftige gevoelens is woede en wraak: in een aan Bergman herinnerende scène hakt hij een vinger van Ada af, wanneer hij haar ‘overspel’ heeft ontdekt. En hij slaat zijn bijl in de piano, waarbij hij de reden van zijn eigen onmacht bij Ada legt: ‘Waarom heb je me hiertoe gedwongen?’

Met een geweer stapt hij op Baines af, niet om hem te doden maar om een antwoord af te dwingen op de vraag of Ada ooit tegen hem gesproken heeft. Want hij is er helemaal niet zeker van dat Ada stom is: hij hoorde immers haar woorden in zijn hoofd.

Dit uiterst romantische verhaaltje dat The Piano oppervlakkig bezien vertelt, lijkt fataal af te lopen. Jane Campion: ‘Het slot van de film was eerst anders. Baines ging niet weg en Ada bleef een beetje zwalken tussen Baines en Stewart. Ik weet niet eens meer precies hoe het ging, maar het bevredigde me in elk geval niet. Ik weet niet waarom, want in dat soort termen denk ik niet, maar eigenlijk heb ik een hele tijd zitten wachten tot er iets kwam dat mezelf verraste. Ik wilde Ada een nieuwe kans geven, zonder de ironie van het oorspronkelijke einde. En toen vond ik uit dat ze alleen verder kon wanneer ze de piano kwijt was, want dan had de passie zich in haar geworteld. En natuurlijk moest dat samen met Baines, die ook pas echt van haar kon houden wanneer de piano als handelswaar was verdwenen.’ Waarna zij het eerst zwaar dramatische en dan ontwapenende en geestige einde bedacht dat The Piano een volmaakte afronding geeft.

The Piano kan gemakkelijk worden samengevat als een romantisch draakje. Maar het is al zo vaak gezegd: het verhaaltje is ook maar een onderdeel van wat film is of kan zijn. Wanneer je The Piano de tweede keer ziet, en dus niet meer de spanning voelt van hoe het allemaal verder gaat, komen de kracht en de subtiliteit van de film pas goed boven. De kracht van het landschap bijvoorbeeld, dat veel meer is dan een schitterend decor, maar op een extreme wijze de romantische inhoud van het verhaal uitdrukt. En de subtiliteit van de Maori’s, die niet alleen een bij het specifieke landschap behorende folklore vertegenwoordigen, maar in hun soms ironische en af en toe primitieve reacties precies de verschillende stemmingen uitdrukken van de botsende Europese personages.

Een aardig detail is de tatoeage die Baines op zijn gezicht heeft aangebracht. Omdat geen enkele tatoeage zonder betekenis is, moeten ook de lijnen op Baines voorhoofd op iets duiden. ‘Nee’, zegt Campion, ‘toch niet. Baines heeft een eigen tatoe om voor zichzelf uit te drukken dat hij deel uitmaakt van de gemeenschap waarin hij leeft. En de Maori’s tolereren dat, en dus hem. Hij heeft ook iets met een Maori-vrouw, maar een echte Maori zal hij nooit worden. Als hij was gebleven was hij misschien geassimileerd.

‘Zoals Baines macho èn gevoelsmens is, is hij in alles half dit half dat. Ada’s piano maakt in hem ook de kracht los die hem forceert tot een keuze, Baines heeft zich met de Maori-gemeenschap willen identificeren en realiseert zich dan dat hij dat niet kan. Dat valt precies samen met zijn keuze om Ada niet meer te willen kopen, maar iets “echts” met haar te willen hebben. Wat alleen kan wanneer de piano weg is, zijn tatoeages van zijn gezicht verdwenen zijn en hij terug is in Schotland. Ja, (Iachend, zoals ze bijna elke zin afsluit met een giechel) mèt Ada. Natuurlijk, met Ada’.

Perfect aan de film is ook de rolverdeling. Campion had al snel de in Noord-Ierland geboren, maar in Nieuw-Zeeland opgegroeide Sam Neill gevonden voor Stewart. Harvey Keitel, toch veelal bekend om de vele machorollen die op zijn lijf geschreven lijken, is een schitterende vondst, juist omdat hij de kans krijgt meer te zijn dan het natuurbeest.

Campion (lachend): ‘Opeens wist ik het: La belle et la bête. Weet je wat een van mijn favoriete acteurs is? Charles Laughton als de gebochelde van de Nôtre Dame. Harvey heeft geen bochel, maar hij straalt met zijn perfecte mannelijke lichaam – dat ik (giechel) overigens tot mijn blijdschap helemaal kon laten zien – dat kwetsbare van de gebochelde uit. Ik moest in het begin wel oppassen met hem. Ik zei iets vriendelijks en toen werd hij opeens heel kwaad: ‘Je mag een man nooit schattig noemen, gromde hij.’

De keuze van de in Cannes bekroonde Holly Hunter als Ada was aanvankelijk geheel tegen Campions zin. ‘Ik had iemand als de Mexicaanse schilderes Frida Kahlo voorgesteld en dacht aan een actrice als Angelica Huston. Met Jan Chapman, mijn vriendin en producente, namen we een lange lijst van Australische, Franse en Amerikaanse actrices door. Vanuit Amerika werd steeds op Holly Hunter aangedrongen, maar ik verzette me. Tot ik haar toch maar auditie liet doen, en toen keek ze met zulke ogen in de camera dat ik schrok van de kracht die er uit dat frêle figuurtje sprak. En (de zoveelste giechel) ze bleek fantastisch piano te kunnen spelen.’

Het is voor het eerst dat Campion met bekende acteurs werkte, een voor haar ongewone stap, hoewel naar hele leven beheerst werd door professionele acteurs. Haar vader Richard Campion is een bekende theaterregisseur, haar moeder Edith (aan wie The Piano is opgedragen) een actrice die in Campions vorige film An Angel at my Table een rolletje speelt.

Het acteurswereldje trok haar helemaal niet: Ik schaamde me vaak voor mijn ouder, en hun vrienden, die vreselijk extatische types met hun constante “Schaaaatje”, terwijl ze elkaars ogen wel konden uitkrabben.’ Met enige schroom benaderde ze de professionals die nodig waren voor het budget van de film. Weliswaar kreeg ze volledig de vrije hand en bemoeiden de, voornamelijk Franse, geldschieters zich niet met de produktie, maar ze eisten wel een paar bekende namen op de affiche. Het viel mee, want de vielen meteen voor de Nieuw-Zeelandse regisseuse, die hen in feite alleen maar uitdaagde om te bewijzen van hun rollen originele personages te maken. Wat behoorlijk lukte: je kunt je nu niet meer voorsteller dat iemand anders Baines, Stewart of Ada had kunnen spelen.

Ook in haar acteursregie bewijst Campion een van de zeldzame natuurtalenten te zijn die gelukkig af en toe nog opstaan en de mogelijkheden van film aantonen als een combinatie van afgeleide kunsten die toch een volledig eigen zelfstandigheid kan hebben. En dat zit ‘m niet in het verhaaltje maar bijvoorbeeld wel in het moment dat Harvey Keitel zijn nachthemd uittrekt en daarmee even een stoffende beweging over Ada’s piano maakt.

Het is een van die gebaren, een van die bewegingen, een van die oogopslagen, een van die emotionele momenten die The Piano tot het meesterwerk maken dat je helaas niet meer drie keer per jaar maar slechts eens per drie jaar in de bioscoop kunt zien.

Peter van Bueren

Naschrift 2016

Het merkwaardige was, althans vond ik, dat The Piano in Cannes niet door iedereen als overdonderend werd ervaren. Er ging een hardnekkig gerucht dat de jury, onder leiding van Louis Malle en met verder onder meer Abbas Kiarostami, Emir Kusturica en Claudia Cardinale, het niets vond. Toen ik een ander jurylid, de Amerikaanse producent Tom Luddy, op straat tegenkwam, ontkende hij dat ten stelligste, waarna ik alsnog mijn geld op The Piano zette bij bookmaker Derek Malcolm, en ik won een redelijke som geld. Hoewel Jane Campion de Gouden Palm moest delen met Chen Kaige (Farewell to My Concubine), die zelfs de voorkeur kreeg van de Fipresci.

Ik vroeg de Nederlandse distributeur Robbert Wijsmuller op een avond wanneer hij de film ging uitbrengen. Hij dacht aan het begin van de herfst, als studenten weer terug waren van vakantie. Ik heb toen een klein uur, en met een flinke scheut drank, op hem ingepraat en hem geprobeerd ervan te overtuigen dat hij eerder moest zijn, profiteren van de publiciteit als Campion de Gouden Palm zou winnen, dat studenten niet de hele zomer op vakantie waren, dat ook buitenlandse toeristen interesse zouden tonen, dat hij geen concurrentie zou hebben omdat er nooit een belangrijke film in de zomer werd uitgebracht en dat hij absoluut op een lange en zeer lovende recensie kon rekenen in mijn krant, waar toch een groot deel van de potentiële bezoekers huisden. Het lukte: The Piano ging op 22 juli in Nederland in première, als eerste land ter wereld en werd een enorme hit.

Campion was ruim zeven maanden zwanger, mocht eigenlijk niet vliegen en paradeerde triomfantelijk met haar dikke buik door Cannes. Ze was in opperbeste stemming bij een gesprek met een kleine groep journalisten, waar ik een aantal uitspraken verzamelde die ik door mijn recensie strooide. Een one-on-one interview zat er niet in maar na veel aandringen kreeg ik via producente Jan Chapman haar telefoonnummer en mocht ik haar thuis bellen, als ze terug was in Nieuw-Zeeland.

Drie keer heb ik gebeld en steeds kwam het niet gelegen. Met haar man heb ik twee keer uitvoerig en heel gezellig over van alles en nog wat gesproken: de film, haar, de ervaringen in Cannes, Nieuw-Zeeland, hij daar als Engelsman tegenover mijn oom Paul als emigrant in de jaren vijftig, vaderschap, cricket. Maar altijd was Jane aan het slapen of anderszins onbereikbaar. De derde keer was het heel kort. Jane stond op punt van bevallen en hij moest haar NU naar het ziekenhuis brengen. Net toen ik het een week of twee later nog eens wilde proberen, stond er in een filmblad dat haar pas geboren zoon David na twaalf dagen was overleden. Niet meer gebeld en al het geld verloren dat ik bij de weddenschap in Cannes gewonnen had, want een telefoononkostendeclaratie werd door de hoofdredactie afgewezen. Of ik krankzinnig was geworden en wie ik wel dacht dat ik was.

Drie jaar later was Campion, inmiddels gescheiden, terug met The Portrait of a Lady.  Hij werd in Venetië buiten competitie vertoond. Ik was teleurgesteld. Waar was de Jane Campion van Sweetie, An Angel at My Table en The Piano gebleven? Ze zag er ook heel anders uit dan een paar jaar daarvoor, giechelde niet één keer en keek nors bij een groepsgesprek in hotel Des Bains. Ze was kwaad dat ze niet in de competitie zat en stom genoeg merkte ik op dat ik dat wel begreep. “Weer zo’n vrouwenhater”, gromde ze. Toen ik na afloop een soort van excuses maakte en alsnog om een interview vroeg, zei ze bits: “How dare you?” en zelden zag ik zo’n vernietigende blik. Zo resoluut ben ik door een vrouw nooit afgewezen, terwijl ze niet wist hoe ik haar bewonderde en in 1993 achter haar rug om en via haar man zo diep was doorgedrongen in haar privéleven.

Peter van Bueren