5 – Coming Home, interview Jane Fonda

6 – Apocalypse Now >

De Volkskrant, 16 september 1978

Jane Fonda: het wankel evenwicht tussen een snik en een boodschap

In oktober 1967 gold de mars naar het Pentagon als de eerste massale uiting van het Amerikaanse volk, dat het met de oorlog in Vietnam niet goed zat. Jane Fonda liep in deze betoging nog niet mee. De Amerikaanse sexpoes was bezig met de opnamen van Barbarella, een erotische science-fictionfilm van haar man Roger Vadim, waarin ze onder meer de werking van een lustorgel onderging, dat haar letterlijk klaar blies en figuurlijk symboliseerde wat men wel de onderliggende positie van de vrouw noemt. Terwijl ze begin ’68 zwanger van haar eerste dochter in Parijs naar de televisie keek, begon het Jane op te vallen dat er onrust heerste onder de studenten aan de Sorbonne. Generaal de Gaulle maakte korte metten met de linkse demonstraties tegen de oorlog in Vietnam. Ze luisterde naar Amerikaanse Vietnamdeserteurs en ontmoette Elizabeth Vailland, een Frans -Italiaanse communiste, die min of meer haar politiek lerares werd. In september werd haar baby geboren, die ze Vanessa noemde, mede naar Vanessa Redgrave, wier politieke activisme ze meer en meer bewonderde, nadat ze eerst in nachtmerries had gedroomd dat de baby ter wereld zou komen als een tienjarig afdruksel van Brigitte Bardot, de vorige vrouw van Vadim.

In deze paradoxale situatie is het met Jane Fonda allemaal begonnen. De tandpasta-schoonheid ontwikkelde zich in een paar jaar tot superster, winnares van een Oscar, en tegelijk tot Hanoi-Jane of zoals de rechtse pers haar noemde, communisten-slet.

Tien jaar later maakte ze Coming Home, de eerste serieuze poging om in een publieksfilm de gevolgen van de Vietnamoorlog onder ogen te zien. Een compromis-film, waarin boodschap en vorm zo door elkaar lopen dat je er politiek weinig mee opschiet, maar wel stuit op een huilerige love story, met voor het eerst sinds Barbarella weer een naaktscene van Fonda. Tegelijk is het een film die de smullers van de tranen welke Jane binnen en buiten bed plengt irriteert vanwege die half verborgen boodschap. Volgende week is de Nederlandse première.

Bruce Dern, die in Coming Home een Amerikaanse officier anno 1968 speelt, wiens desillusies de genadeklap krijgen wanneer hij bij thuiskomst merkt dat zijn vrouw een affaire is aangegaan met een Vietnamveteraan, zei in Cannes van Jane Fonda: “Tsja, het is en blijft natuurlijk een product van de Amerikaanse opvoeding. Echt heel idealistisch hoor, en op het goede spoor, maar in alles nogal naïef en ja, hoe zal ik het zeggen zonder een kwetsende uitdrukking te gebruiken, een…” Hij keek me hulpeloos aan en ik kon ook zo snel het Engelse woord voor trut niet vinden.

Een product van de Amerikaanse opvoeding was Jane Fonda zeker tot dat jaar 1968. Haar vader Henry noemde zijn dochter in december 1937 Jane Seymour. De middelste naam volgens traditie naar een voorouder van moeders zijde. De familie van moeder Francis Brokaw claimde rechtstreeks af te stammen van de Hertog van Somerset, wiens zuster Lady Jane Seymour de derde vrouw van Hendrik VIII was. Jane was 13, toen haar moeder na een steeds minder wordende relatie met Henry zich het leven ontnam. Te jong om deze waarheid te horen, zoals ze lang te jong voor haar vader was om überhaupt ook maar iets van het leven te leren dat verder ging dan een Hollywoodcarrière en de kwinkslagen van zulke ooms als John Wayne, James Stewart, Johan Ford en Joshua Logan, het rechtse establishment van de Amerikaanse filmindustrie.

Pas in haar huwelijk met Roger Vadim kwam Jane Fonda los van haar vader (is huwelijk dan toch: bevrijding?), maar gedurende alle jaren daarna bleek ze steeds slechts aan de hand van een ander de Grote Spring Voorwaarts te kunnen maken. Tot op heden is de tragiek van Jane Fonda dat ze altijd net een stapje achter loopt, terwijl ze de massa tot wie ze zich richt altijd net een lengte voor lijkt te zijn. Tragiek is wellicht een wat groot woord, maar noem het dan de reden waardoor ze altijd ergens tussen wal en schip in hangt en behalve bewondering verdient voor haar spontane en eerlijke bedoelingen ook het odium op zich laadt niet zozeer de Jeanne d’Arc van de jaren zestig te zijn, zoals Vadim dat ooit zo mooi zei, maar het symbool van een Wankel Evenwicht dat voortdurend tegen de geloofwaardigheid moet opboksen.

Na de schok van 1968 ging het erg snel met Jane. Broer Peter leerde haar het gebruik van drugs en via vriend Polanski raakte ze verder betrokken in het gefrustreerde Hollywood-milieu dat onder meer de moord op Polanski’s vrouw Sharon Tate veroorzaakte. De Vietnamkritiek verscherpte dankzij buurvrouw Shirley Sutherland, met wie Jane een verhouding aanging na hun gezamenlijke werk voor de film Klute, die Jane de Oscar opleverde, welke ze een jaar eerder vanwege haar politieke uitspraken niet kreeg voor They shoot horses, don’t they?

Nadat ze het beroemde popconcert op het eiland White had bezocht, vierde ze de eerste verjaardag van haar dochter Vanessa met de vaste wil dat haar kind hoe dan ook onafhankelijk zou moeten denken. En gezien haar eigen opvoeding en de invloed van ouders prentte ze zichzelf in dat een zelfstandige denkende moeder daarvoor een eerste vereiste was. In India leerde ze de goeroe Krishnamurti kennen, door broer Peter als Jezus zelf beschouwd. Via vooral de activist Fred Gardner stortte ze zich in de indianenbeweging, waarvan Marlon Brando eigenlijk de advocaat was, de Black Panthers en de G.I. Movement. Deze beweging probeerde in koffiehuizen het publiek ervan te verwittigen dat soldaten die enig bezwaar maakten tegen Vietnam als straf zonder meer naar de heetste plekken aan het front werden gestuurd. In de greep van activisten was inmiddels ook weer de Franse vriendin Elizabeth Vailland opgedoken. Zij bespeurde een reuze vooruitgang bij haar leerlinge.

Dat het voor Jane wel eens te haastig ging, bleek toen ze in die jaren op de televisie verscheen bij Dick Cavett. Een slimme opposant vroeg haar of de Amerikanen destijds in hun eigen revolutie ook niet (hij bedoelde net als de Zuid-Vietnamezen) steun hadden gezocht van buiten (Amerika) in hun strijd tegen de Britten (de communisten). “Niet dat ik weet”, was Janes antwoord en pas achteraf zei ze tot honend vermaak van haar tegenstanders dat ze vergeten was “van Lafayette en de Fransen en al die dingen”. Iemand die niet eens haar vaderlandse geschiedenis kende!

De beslissende man aan wiens hand haar revolutionaire pad verder werd ingeslagen was natuurlijk de beroemde Tom Hayden, de jonge radicaal die ze ontmoette vlak voordat ze de Oscar kreeg voor Klute. Donald Sutherland was inmiddels afgeschreven, net als de FTA-show (Fuck The Army), die een alternatief wilde zijn voor Bob Hope en Raquel Welch. Jane was inmiddels ook feministe geworden, want hadden de soldaten in den vreemde en de negers in de buurt het moeilijk, de vrouwen werden overal ter wereld nagezeten als keukenmeiden, ongeacht hun visie over Vietnam of de kleur van hun huid.

Met Hayden reisde ze incognito naar Vietnam en toen toonde ze haar ware betrokkenheid met het Vietnamese volk. Ze had gehuild in Hanoi, zei ze op een persconferentie. Voor die arme Vietnameesjes? Nee: “Ik huilde voor Amerika. De bommen vallen op Vietnam, maar het is een Amerikaanse tragedie.”

Het was Jean-Luc Godard die dit aangreep voor een speciale film, nadat hij met Jane Fonda en Yves Montand had gewerkt aan Tout va bien. De film heette Letter for Jane en bestond uit een foto van Jane Fonda tussen een aantal Vietnamezen in Hanoi, en daarover sprak Godard een lang en diepgaand commentaar. Hij las de filmster-activiste een dodelijk les. Op die foto kijkt Fonda zeer droef, terwijl het met de Vietnameze gezichten wel meevalt. En Godard zei dat er minstens een andere foto naast had moeten liggen met een lachende Fonda, waaronder de tekst: “In Vietnam ben ik vrolijk, omdat er ondanks de bommen toch hoop op revolutie bestaat, en in Amerika ben ik ondanks de financiële vooruitgang bedroefd, omdat de toekomst is vermoord.”

Een aantal jaren was Jane Fonda de filmster min of meer uit de running. Met Joseph Losey maakte ze nog A doll’s house, naar Ibsen. Ze wenste niet mee te werken aan het slot van de film, om daarvoor in de plaats een feministische tekst uit te vlammen die op z’n minst een stijlbreuk met het voorafgaande uur betekende. “Ze was arrogant, weigerde haar tekst te leren en zat maar te telefoneren over politieke activiteiten, terwijl ze met die Hayden dag en nacht toespraken bepraatte.” Aldus een wanhopige Losey, die men toch niet tot de reactionaire Hollywood-kliek mag rekenen.

Nu even een stukje overslaan naar Coming Home, tien jaar na 1968 en het lang beloofde filmische antwoord op de Vietnamoorlog. De film die dan moet bewijzen wat het historische compromis van een gerijpte revolutionaire is. In Cannes was ze met haar hele hebben en houwen om de film die ze in 1972 al bedacht, toen ze met de G.I. Movement bezig was te verdedigen. Aan een interview met nog zes journalisten, een korte confrontatie later op de dag en andere opmerkingen die ze daar deed, hield ik de volgende discussie over:

In hoeverre is dit nu speciaal een politieke film?
“Iedere film is een politieke film. John Wayne-westerns zijn politieke films. De cultuur heeft een diepgaand effect op ons bewustzijn, hoe we over elkaar denken en hoe we onze plaats in de wereld zien. In wezen is Coming Home natuurlijk een liefdesgeschiedenis. Maar meestal zijn liefdesgeschiedenissen, weet je, van: jij en ik worden verliefd op elkaar”.

Nu? 
“Nu! En het is eenvoudig iets van jij en ik. En wat er tussen ons gebeurt, in plaats van je bezig houden met: waar jij vandaan komt, waar ik vandaan kom, op dit speciale moment in de geschiedenis”.

De politieke betekenis van Coming Home is, heb je gezegd: het effect van de Vietnamese oorlog op deze vrouw. Maar stel er was geen oorlog. De man ging een tijdje op zakenreis, de vrouw werd verliefd op een jongen die vanwege een auto-ongeluk in het ziekenhuis lag. Dat zou precies hetzelfde drama kunnen opleveren.
“Nee”.

Waarom niet?
Stilte. “De psychische en morele wonden van deze oorlog zijn verschillend van elke andere oorlog. Een man wiens lichaam gekwetst is door een ongeluk, en een man die zijn lichaam verloren heeft in een oorlog die hij niet begrijpt, dat is iets heel anders.”

Je praat nu over de mannen.
“Het feit dat die man een Vietnamveteraan is, die mate van haat en wrok en bitterheid en geweld, die heeft een effect op hun verhouding. Het kwam door de oorlog dat er zo’n sociale wanorde ontstond in de Verenigde Staten. Dat had veel te maken met de reden waarom vrouwen zo veranderden. Het is niet zomaar een vrouw op haar eentje voor een jaar. Het is een vrouw in een land dat door elkaar geschud is.”

Theoretisch misschien, ik zie dat niet in de film.
“Dit is een vrouw van wie alle ideeën en gedachten gevormd zijn door haar man. Ze zat in het officiersmilieu. Ze was nooit in contact geweest met mensen die het eerste slachtoffer van de oorlog waren, de veteranen. Of met mensen die er anders tegenover stonden dan haar man. Dat contact met die andere mensen begon haar te veranderen.”

Geloof je niet dat die liefdesgeschiedenis een beetje afleidt van de werkelijke bedoeling van Coming Home?
“Het publiek gaat niet naar een film over Vietnam, tenzij in een context die menselijk is, waarin identificatie mogelijk is. Ik ben verder niet geïnteresseerd in films die gezien worden door kleine groepen. Ik wilde een film maken die gezien wordt door mensen die niet van me houden.”

Je stelt daarmee mensen teleur die je wel mogen.
“Nee. Maar als ik een film zou maken die alleen gezien werd door mensen die het met me eens zijn, dan zou hij niet zo’n effect hebben. In Europa zijn jullie meer politiek bewust. Daar kun je films maken zoals Bertolucci ze maakt. Wij leven, politiek gezien, in een stenen tijdperk. Dus hadden we een menselijk verhaal nodig dat het grote publiek in de gelegenheid stelt opnieuw de wonden van de oorlog te proeven.”

De generatie van je vader zat nog vol van de Tweede Wereldoorlog die ze won. En vanuit die mentaliteit is ook Vietnam bestreden. Nu benadruk je Amerika als de verliezer van Vietnam. Het is steeds een discussie over Amerika, geen discussie over Vietnam bijvoorbeeld. Je isoleert Amerika en dat helpt niet zo erg als het gaat om begrip voor andere in de wereld.
“Ik ben Amerikaan, dus ben ik alleen geïnteresseerd in films die het Amerikaanse publiek raken. We moeten natuurlijk de betrekkingen met Vietnam normaliseren, zoals we dat met Duitsland en Japan deden. Daar spreek ik als politiek activiste over. Maar ik ben niet speciaal geïnteresseerd in een film over Vietnam want daar is geen publiek voor. En het publiek, het grote publiek, dat is de sleutel waar alles om draait in Hollywood. Ik kan natuurlijk puriteins worden, Hollywood opgeven en alleen praten met mensen die het me eens zijn. Maar daar schiet ik niets mee op. Een van de dingen die ik van de Vietnamezen leerde was: iedere beweging die macht wil hebben moet gebruik maken van filmsterren, doktoren, rechters en anderen die formeel reactionair zijn. Je moet bereid zijn tot principiële compromissen. Als ik dat niet doe betekent het dat de massamedia slechts in handen zijn van mensen die alleen geven om sex en geweld. Dat weiger ik. Ik vind niet dat er massamedia moeten zijn voor de reactionairen en dat de rest maar kleine undergroundfilms voor zichzelf moet maken.”

En zo is Jane Fonda terug in haar eigen nest: Hollywood. Vader Henry zei destijds, toen zijn dochter alleen nog maar tijd had voor Black Panthers, Vietnamezen, indianen en feministen: “Ach, dat zijn maar fasen van Jane, ik ben benieuwd wat er nu weer komt.” Tijdens de Vietnamese oorlog speelde Jane Fonda nog de sexpoes in Barbarella. Ze is een tijdje uit de running geweest als filmster en wierp zich op als paradepaardje van de revolutie. Tien jaar na Vietnam speelt ze weer in Hollywoodfilms, zoals Coming Home.

Een love story die al zeven maanden op de Top Vijftig van de Amerikaanse bioscooprecette-lijst staat. In Amerika vinden ze het wel een mooie film, jammer dat die Fonda nog wat last heeft van Vietnam naweeën. Dat is het publiek dat ze via de love bereiken wil voor een discussie over war. Haar medestanders maakt ze ziek van het sentiment dat afleidt van de Vietnam discussie.

Het is de vraag of het compromis, dat Jane Fonda nastreeft, haalbaar is. Ze doet sterk denken aan programmamakers bij de VARA, die ook altijd proberen het grote publiek te bereiken en de boodschap in die poging dermate verwateren, dat het grote publiek inderdaad kijkt met de lichte irritatie over af en toe “dat gedram er tussendoor”, terwijl de vrienden van de VARA steeds meer hun hoofd afwenden omdat hun buik al bol staat van de waterigheid.

Jane Fonda, zou dat dan toch zoiets zijn als de Sonja barend van Hollywood?

Coming Home is een film die over Jane Fonda zelf gaat. Zij zelf is de vrouw die door zoiets als Vietnam door elkaar wordt geschud. Wanneer ze in de film eindelijk naar bed gaat met de Vietnamveteraan, is het niet toevallig dat zij naar eigen zeggen geen gebruik heeft gemaakt van een stand-in. Ze zegt: “Op dit hoogtepunt in de film kan die veteraan bewijzen niet wezenlijk een slachtoffer meer te zijn. Hij is geen lijk maar een man. Dat is lichamelijk en geestelijk zo essentieel, dat ik dat natuurlijk zelf moest doen”.

 Dat is eigenlijk meer dan van een filmster kan verwacht worden. Op dit beslissende moment wil Jane Fonda de fictie, de symboliek, die film is, een dimensie van werkelijkheid geven die verder gaat dan film. De activiste doet aan politiek op straat, in zalen en in het parlement. In feite probeert Jane Fonda in de fictie van een Hollywoodscène politiek activiste te zijn met haar lijfelijke aanwezigheid.
Dat is ontzettend goed bedoeld, schattig, naïef en zo fantastisch mooi Amerikaans. In Hollywood moeten ze er om lachen, maar is er dan niet een van die revolutionaire helden aan wiens hand ze loopt, die haar kan uitleggen dat het gewoon onzin is?

Peter van Bueren

Naschrift 2016

Ook in de jaren zeventig waren er al groepsinterviews, maar lang niet zo veel als tegenwoordig. Ik heb er altijd moeite mee gehad. Vanzelfsprekend heb ik zo’n groepsgesprek nooit uitgeschreven als een persoonlijk interview en gewoon ook de vragen van anderen genoteerd als de mijne, wat tegenwoordig heel normaal wordt gevonden. Maar het samenspel in zo’n groepsgesprek is gecompliceerd. Als ik op een vraag geen bevredigend antwoord krijg, ga ik door en als het moet nog eens, tot ergernis soms van collega’s, die quotejes zitten op te halen, desnoods zonder de film waar het om gaat te hebben gezien. Na een bitsige woordenwisseling met Bette Middler weigerde Constant (“Boy”) Wallagh van het AD voortaan naar zo’n bijeenkomst te gaan als ik er ook was en moesten maatschappijen voortaan kiezen tussen Volkskrant of AD, wat meestal geen probleem was omdat ik toch niet geïnteresseerd was in reisjes naar Londen of Parijs voor alleen geroutineerde p.r.-praatjes van Amerikaanse sterren, en soms ook niets publiceerde als zulke bijeenkomsten geen interessante uitspraken opleverden. Je bent er voor je krant en geen onderdeel van een p.r. fabriek. Je moet ook niet toegeven aan al hun eisen. In 1991 kon ik in Cannes een one-on-one gesprek met Madonna krijgen naar aanleiding van In Bed With Madonna. Dat ging niet door omdat ik een contract weigerde te ondertekenen met allerlei rare eisen, onder meer dat de distributeur kon bepalen op welke dag dat interview geplaatst werd, op straffe van geloof ik 30.000 dollar. De Volkskrant had een contract met The Guardian en ik heb toen het interview dat Derek Malcolm van die krant met Madonna had voor de BBC, en dat voor The Guardian had uitgeschreven, in de Volkskrant geplaatst, op dag dat mij het beste leek.

Het groepsgesprek, met zes collega’s in het Carlton hotel van Cannes, met Jane Fonda in 1978 naar aanleiding van Coming Home, verliep behoorlijk ongemakkelijk, zoals uit dit profiel blijkt. Fonda was nerveus en snel geprikkeld, zeker toen ik het compromis aansneed van een politieke boodschap en een commerciële publieksfilm.

Het verliep zoals genoteerd staat en de sfeer werd om te snijden. Fonda was razend en begon een p.r.-meisje meteen na afloop uit te schelden hoe ze zo’n bloody Dutch kon uitnodigen die er volgens haar alleen maar op uit was haar kapot te maken. Toen ik later in de middag opnieuw in het Carlton moest zijn kwam ik Bruce Dern tegen, die ik kende van een eerdere ontmoeting. Een ontzettend aardige man, intelligent en zonder enige sterallure. Hij vroeg me wat er nu precies aan de hand was geweest, want Jane had tijdens de lunch een enorm kabaal gemaakt. Ook zijn opmerkingen staan in dit profiel. Hij nam me mee naar een kamer waar Fonda met iemand zat te praten, riep haar en er volgde een kort nieuw gesprek, maar mijn uitleg over dilemma’s en zo hielp weinig. “Fuck off”, zei ze en liep kwaad weg. Bruce Dern lachte: “Well, I think I did my best and I think you know what I think”.

Inmiddels had Maarten van Rooijen van Het Parool, die ook aan dat groepsgesprek had deelgenomen, niets had gevraagd en alleen zijn recordertje op tafel had gelegd, rondgepraat dat ik ruzie had gemaakt met Jane Fonda. De volgende dag stond in Screen dat ik een schandaal had veroorzaakt en Fonda diep had beledigd. Dezelfde Maarten van Rooijen werkte ook mee aan een radioprogramma van de KRO. Daar deed hij verslag van Cannes, zo ook van wat hij “mijn gesprek met Jane Fonda” noemde. Eerst de blabla over samenwerking met Bruce Dern en regisseur Hal Ashby en toen zei hij dat Coming Home natuurlijk ook een moeilijk compromis was tussen en politieke boodschap en een Hollywoodfilm voor het groot publiek. “Ik vroeg haar daarom….” en toen volgden delen van mijn confrontatie met Fonda, alsof het uit een persoonlijk gesprek tussen hem en de actrice kwam en alsof hij niet zelf had rondgepraat dat ik me schandelijk had gedragen.

Peter van Bueren