NRC Handelsblad, 29 mei 1981
Cavalcade in Cannes – Decor en personages van een filmfestival
In Cannes, aan de Franse Rivièra, speelt zich elk jaar in mei het fameuze filmfestival af. Hans Beerekamp is er als filmcriticus een vaste bezoeker. Hij schetst de rolverdeling, het decor en de handeling van het festival als spektakelstuk.
Cannes is zeker niet de meest vorstelijke badplaats aan de Cote d’Azur. Het provinciestadje wordt doorgaans gefrequenteerd door oudere dames en vermoeide bezoekers van weinig opwindende congressen en conferenties. Twee weken per jaar waant Cannes zich echter de hoofdstad van de wereld, de bezoekers van het Festival International du Film spelen het spelletje mee. Zie hier een subjectieve introductie tot het toneel, de spelers en hun rollen.
De facade van Cannes is de Croisette, een boulevard met een aantal meer dan kamerbrede hotels, dure terrassen en gepachte stranden. Centraal ligt het Palais des Festivals, dat volgend jaar vervangen zal zijn door een splinternieuw complex, tweehonderd meter verderop aan de haven. In het Palais, bestaande uit een imposant grote bioscoopzaal en een aantal verdiepingen met kantoren, vergaderzaaltjes en showrooms, speelt zich het hoofdprogramma af, de persconferenties en de Marché du Film, een beurs voor kopers m verkopers van films, bioscoopstoelen en ijsjes. Wie een klein eindje verder de Croisette op loopt (vooral in het weekend moet dat stapvoets, vanwege de dagjesmensen, vuurvreters, straatventers en politieagenten) komt uit bij het Carlton Hotel.
Om echt belangrijk te lijken, moet men in het Carlton twee kamers hebben: één om in te slapen en één als kantoor. Het ruimgebouwde Martinez, het stijve Gonnet De la Reine of het pompeuze Majestic zijn redelijke alternatieven, maar geen van alle evenaren het Carlton. De lobby, de bar en het terras zijn gedurende het festival ook min of meer publiek terrein, waar je ’s morgens even doorheen Ioopt om je te voorzien van de drie dageIijks gratis verspreide informatieblaadjes: Screen International, le Programme du Festival en Le Film Francais worden door de betere hotels ook bij het ontbijt geserveerd, zodat de gast onder het eten van een croissant reeds zijn programma voor die dag kan aankruisen.
Tot het officiële programma van het festival behoren naast de films in en buiten competitie: de Semaine de la Critique (zeven films geselecteerd door Franse critici) en Un Certain Regard (een programma van films die niet door gebrek aan kwaliteit, maar door buitenissigheid van vorm of inhoud buiten de hoofdstroom vallen). Vooral die laatste sectie, dit jaar voor de vierde keer, is een belangrijke factor bij het maken van een dagelijkse selectie uit het aanbod.
Rue d’Antibes
Evenwijdig aan de Croisette loopt de smalle hoofdstraat van het stadje, de Rue d’Antibes, die zich uiterlijk niet onderscheidt door mondaine fratsen of opzichtige reclames. Er zijn verschillende bioscopen, die gedurende het festival van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat afgehuurd zijn door producenten of soms ook nationale filmbureaus die hun waar uitstallen. De Star (drie zalen) herbergt bovendien de Quinzaine des Réalisateurs, na de opstand van ’68 opgericht als alternatief voor de commerciële cinematentoonstelling. Je vindt er films van het genre dat Film International in Nederland vertoont, er is zelfs sprake van een voorzichtige toenadering tussen het Rotterdamse festival, het Berlijnse Forum en de Quinzaine, die in de toekomst wel eens in samenwerking zou kunnen uitmonden. De jonge Franse film heeft zijn eigen manifestatie, de Perspectives du Cinema Francais terwijl de gevestigde Franse films van het afgelopen jaar ook continu gedraaid worden. Daar is natuurlijk geen beginnen aan, want de Duitsers, de Scandinaviërs, de Australiërs hebben ook allemaal een eigen theater.
Le Petit Carlton
Het sociale leven verdeelt zich ’s avonds over twee territoria: de in avondkleding gehulde bezoekers van de gala’s in het Palais nestelen zich op de terrassen, terwijl de journalisten, Quinzainebezoekers en minder gefortuneerde festivalgasten zich in de Rue D’Antibes ophouden. Natuurlijk is er een druk verkeer op en neer, want Cannes laat zich niet gemakkelijk in hokjes en vakjes indelen. Hoe je ook loopt, je komt altijd langs een merkwaardig fenomeen, een kleine brasserie, die niet zonder gevoel voor ironie Le Petit Carlton heet. Het café laat zich het beste vergelijken met een Amsterdamse bruine kroeg. Tot diep in de nacht staan de bezoekers buiten op straat te drinken of binnen aan piepkleine tafeltjes te eten. Er wordt gesloten als de laatste weggaat, even de stoelen op de tafels en de bezem over de vloer, en om zeven uur is de tent weer open. Le Petit Carlton is het grootste gevaar bij een poging om het festival te overleven. Na vanaf half negen ’s morgens films gezien te hebben, is niets verleidelijker dan erover te discussiëren aan de toog, oude bekenden van vorige jaren te ontmoeten of vetes bij te leggen. Iedereen komt in le Petit Carlton, maar vooral de Hollanders, de Belgen, de Scandinaviërs en de Engelsen.
De Duitsers hebben even verderop hun eigen staminee, terwijl de Amerikanen en de Italianen eerder in de buurt van de Croisette blijven. De verleiding van het kroegleven in Cannes heeft iets te maken met een extreme vervreemding, opgeroepen door het maar voortdenderen van het programma. Zestien dagen lang proberen niets te missen, zonder één vrije avond, dat gaat niemand in zijn kouwe kleren zitten. Dus wordt er beknibbeld op nachtrust. Daar komt nog bij dat in Cannes de wet van de jungle heerst: mensen worden er niet beoordeeld op wat ze zijn, maar op wat ze vertegenwoordigen. Ieder heeft zijn eigen belangen te verdedigen, temidden van stevige concurrentie en tijdgebrek, dus elk contract staat in het teken van de vraag: wat levert dit gesprek mij op? „Are you selling or buying?” is een veelgehoorde vraag. Als een filmverhuurder aan een journalist vraagt: ,,Wat vond je van die film?” bedoelt hij meestal: „Denk je dat ik er wat mee kan verdienen?” Als je over een andere film begint, die zijn collega al in de portefeuille heeft, interesseert het gesprek hem niet meer. Op een terras maakte ik mee dat een nieuwe persoon in het gezelschap binnen vijf minuten aan alle hem onbekenden had gevraagd wat zijn vak was en toen er niets te halen bleek, weer eens snel opstapte. Er lopen tijdens het festival zo’n vijftienduizend mensen rond in Cannes buiten de autochtone bevolking. Na enige tijd kom je er achter wat ze hier zoeken, en hoe ze het aanleggen. Ieder heeft zijn eigen manier van werken, maar er zijn wel beroepsgroepen te onderscheiden.
De koper
Een filmverhuurder is in Cannes een koper. Meestal sluit hij zijn contracten elders af, maar zijn aanwezigheid in Cannes is essentieel, voor de informatie en voor het leggen van contacten. Onderling praten kopers zo min mogelijk met elkaar, want de ander mocht eens horen waar je mee bezig bent, een verhuurder is in Cannes bij voorkeur met meerdere mensen, sommigen lopen de hele dag films in en uit, terwijl een ander, meestal de baas, zoveel mogelijk praat. Rondjes geven in het Carlton is een dure, maar verstandige investering. De slimste Nederlander is Robbert Wijsmuller, die als enige door elke verkoper gekend wordt. Wie, mopperend dat Cannes zo duur is, het geld in de zak houdt, blijft een grote onbekende.
De verkoper
In principe worden films verkocht door agenten. Ze zijn te herkennen aan de aktentas onder de arm, en ze lopen veel heen en weer. In het algemeen hebben ze in elk land al vaste contacten, die de eerste keus krijgen. De potentiële koper zegt natuurlijk zelden meteen ja, want dan betaal je de hoogste prijs. Hij wacht liever af, wat de film in Cannes doet, en polst bijvoorbeeld bevriende journalisten. De agenten zijn vaak schilderachtige figuren, meestal zonder een duidelijke nationaliteit. In hun aktentas zit altijd een tabel met de vraagprijs van elke film per territorium; als de film in competitie is, staan daar vaak aparte bedragen achter, voor als er een prijs gewonnen is.
De bioscoopeigenaar
Theaterexploitanten opereren in Cannes min of meer vanuit de tweede lijn. Ze worden door de verhuurder geraadpleegd, of en op welke voorwaarden zij het nieuwe produkt willen gaan draaien. De kleine bioscoopeigenaar is in Cannes vooral met vakantie, aftrekbaar voor de belastingen. Voor de Hollanders is het een uitje, gezellig onder elkaar, alle dames liggen op hetzelfde strand. Je hoort hen niet klagen, al in januari overleggen ze in welk hotel ze dit jaar zullen gaan.
De producent
Ook Nederlandse producenten beweren desgevraagd meestal dat ze in Cannes vakantie houden. In hun geval is dat echter een uitspraak, die gewantrouwd moet worden. Er zijn heel wat Nederlandse filmplannen in Cannes geboren. Logisch, want waar anders heb je zoveel betrokkenen, vaak zelfs de regisseur, onder handbereik. Als je produkt in Cannes verkocht wordt, is het handig om je agent een handje te helpen, al was het maar om affiches te plakken of de kelners in Le Petit Carlton een reclame-T-shirt in de hand te drukken. Ook de grote buitenlandse producenten presenteren hier hun plannen, zodat je soms een vliegtuig ziet voorbij komen met reclame voor Superman 3. De grootste reclames op de Croisette betreffen dan ook films, waarvan nog geen meter gedraaid is, en die soms ook nooit verder komen dan een fraaie billboard in Cannes. Er worden in Cannes minstens zoveel zaken gedaan met films, die nog in prenataal stadium verkeren als voor kant en klare produkten.
De filmmaker
Het festival is toegankelijk voor iedereen, die zich beroepshalve met film bezighoudt. Voor zover een regisseur hier niet zijn eigen film hoeft te vertegenwoordigen, en dagen tevoren zenuwachtig zijn persconferentie afwacht, geniet hij in Cannes een benijdenswaardige positie. Hij hoeft niet te schrijven of handel te drijven, en kan in zijn eigen tempo de films gaan bekijken, die hem interesseren. Het is ook de enige groep, waarin je nog wel eens iemand kan tegenkomen die in Cannes met zijn ziel onder de arm loopt. Het is eigenlijk verbazend dat je niet meer mensen uit de creatieve hoek van de filmwereld hier aantreft. Je kunt nergens zoveel nieuwe kennis opdoen als in Cannes. Het aardigste staaltje, dat ik meemaakte, was de kennismaking van twee regisseurs, een Nederlander en een Amerikaan, die al pratend ontdekten dat ze onafhankelijk van elkaar een biografie van dezelfde historische figuur aan het voorbereiden waren, terwijl geen van de andere aanwezigen ooit van de man gehoord hadden.
De ster
Het past in de recente ontwikkeling van de cinema dat sterren steeds minder dik gezaaid zijn in Cannes. Starlets, die zich in de hoop op ontdekking, schaars gekleed op de Croisette lieten fotograferen, bestaan sinds de algemene erkenning van de monokini al helemaal niet meer. Ook echte sterren, bij hun aankomst van alle kanten belaagd, zijn er niet veel meer, tot ongenoegen van de fotografen en de schrijvers van gossip. De enige, die zich tot nu toe min of meer noodgedwongen moest beperken tot een enkel dagelijks uitstapje in de frisse lucht, was Jack Nicholson. De roddeljournalistiek richtte zich toen maar op de vraag of Isabelle Adjani zich nu wel of niet in het Carlton schuil hield. Bij gebrek aan bewijs van het tegendeel moet aangenomen worden dat dit niet het geval was. De meeste sterren zijn echter acteur of actrice geworden, en zo worden ze ook behandeld.
De fotograaf
Een van de meest ondankbare beroepen in Cannes is dat van fotograaf. Niet alleen moet hij zijn onderwerpen met een lantarentje zoeken, hij is ook de enige bij wie de moordende concurrentie fysieke vormen heeft. Je hoeft geen papparazzo te zijn om toch stevig je ellebogen te gebruiken. Elke persconferentie begint met het vaste ritueel van vijf minuten voor de fotografen. Duwend en trekkend staan ze op stoelen en onttrekken de personen achter de tafel aan het gezicht door hun ruggen en een mitraillade van flitslicht. Dan begint elke keer weer opnieuw het gesoebat van de organisatie om de dames en heren fotografen te overtuigen dat het genoeg is geweest. Er zijn er altijd wel een paar die gewoon doorgaan, hetgeen de schrijvende pers dan weer tot scheldpartijen en de kreet “assis, assis” verleidt. Vanwege de minachting door hun schrijvende collega’s en slachtoffers en vanwege hun salaris, waarschijnlijk het laagst van alle festivalbezoekers, kunnen ze rustig de paria’s van Cannes genoemd worden, ware het niet dat de Croisette ook echte paupers kent. De venters en muzikanten zijn opdringerig en vervelend, maar het kostte me moeite om weerstand te bieden aan het vrouwtje, dat na vergeefs haar rommel aangeboden te hebben, gewoon haar hand ophield met de woorden: “vous savez, la France c’est pas la fortune”.
De criticus
Ook de pers is in Cannes officieel onderverdeeld in categorieën, te herkennen aan de opdruk op de perskaart. De meeste faciliteiten krijgen de dagbladcritici, met ’t woord quotidienne op hun kaart. Sommigen leveren staaltjes, waar ik U tegen zeg, zoals Michel Perez van de agelijks gratis verspreide Le Matin. Elke dag staan er twee tot drie recensies van hem in de krant, en niet slecht of hinderlijk oppervlakkig – iets waaraan niet echt te ontkomen valt bij dit tempo. Het is een voortdurende frustratie dat een recensent op het festival zijn normale stiel niet goed beoefenen kan. Het schrijven van een kritiek, zelfs in mini-formaat, vergt meer documentatie en bezinning dan een festival mogelijk maakt. Hij is daarom gedwongen tot het geven van eerste indrukken, die vaak achteraf volkomen verkeerd kunnen zijn. Wie zich zorgen maakt over het gemiddelde niveau van de Nederlandse filmkritiek, kan opmerken dat de persconferenties in Cannes niet duidelijk op een hoger peil staan dan bij ons. Het vragen naar de bekende weg komt ongeveer evenveel voor, maar het drammen is hier beslist erger. Vooral de Franse en Italiaanse collega’s willen hun vraag nog wel eens gieten in de vorm van een minutenlange reflectie over de betekenis van de film, culminerend in de vraag: “Bent u het met mij eens?”
Een bepaald Frans dametje spant wat dat betreft de kroon. Als ze het woord neemt – minstens één keer per persconferentie – gaat er een golf van gemompel door de zaal. Gesticulerend ratelt ze vijf minuten door, elke opinie drie maal parafraserend, maar niemand schijnt haar tot nu toe aan het verstand te hebben kunnen brengen dat ze collega’s, gasten en zichzelf een slechte dienst bewijst. Een andere oude bekende is de rochelaar, vermoedelijk een Italiaan, die elke persvoorstelling in hartverscheurend gehoest uitbarst. Elk jaar, als hij zich voor het eerst laat horen, wordt er opgelucht gegrinnikt: gelukkig, hij leeft nog, is de algemene reactie, maar de plaatsen in zijn directe omgeving blijven, voor zover mogelijk, meestal leeg.
De chroniqueur
Louisette Fargette, de strenge, maar rechtvaardige koningin van het persbeleid van het festival, onderscheidt naast critici ook chroniqueurs, die hun publikatie liefst dagelijks voorzien van de laatste nieuwtjes. De meest gelezen column van Cannes is die van Peter Noble, hoofdredacteur van Screen International. Noble woont alle party’s en ontvangsten bij, en houdt iedereen nauwkeurig op de hoogte in de rubriek die steevast eindigt met: “So what else is new?”.
Velen stellen zich de vraag hoe zij hun film in Nobles kolom genoemd moeten krijgen. Van een obscure Amerikaanse film, die om de dag in vette letters figureert, onthulde hij zelf het geheim: zijn dochter is de assistant art director. Overigens zijn er minder ontvangsten en partijen dan voorgaande jaren, en als ze er zijn wordt er korter geschonken en minder op tafel gezet. Veteranen herinneren zich weemoedig de tijd dat iedereen op elke receptie kwam.
De patron
De oude baas, aan wie ik dit stuk wil opdragen, bestaat al veel langer dan het festival. Het is de patron van Le Petit Carlton, die krom gebogen over de kassa de bedragen aanslaat, door de barmannen naar achteren geroepen. Toen we de avond vóór de eerste dag van het festival aankwamen, was het heel stil in het café, wat Algerijnen, een enkele staande koffiedrinker. Een grijns verscheen op zijn gezicht, toen hij het gezelschap in de gaten kreeg. Het eerste rondje was van de zaak, want hij wist dat we elke avond terug zouden komen en dat het komende gekkenhuis weer het hoogtepunt van het jaar zou worden. Wij aanvaardden het in dank, en we wisten wat we aan elkaar hadden: de komende twee weken worden de prijzen met 50% verhoogd.
Naschrift 2018
Ook al word ik in de lead aangekondigd als ‘vast bezoeker’ van het festival van Cannes, in werkelijkheid schreef ik deze kruising van een sfeerreportage en een reisgids pas aan de vooravond van mijn derde editie. Kennelijk wende het snel, en zo voelde het ook.
In totaal was ik er tussen 1979 en 2003 vierentwintig keer. Alleen 1995 moest ik overslaan, omdat collega’s in de filmredactie ook eens wilden en ik het jaar daarvoor mijn absolute topeditie had beleefd, als lid van de jury voor de Camera d’Or, de prijs voor het beste debuut. In de hiërarchie sta je dan maar een paar stapjes onder de echte groten der aarde, je wordt permanent voor lunches en diners uitgenodigd en de kreeft en champagne komen je na enkele dagen de neus uit. Ik was er terechtgekomen zonder er veel moeite voor te hoeven doen. De organisator van de prijs, journalist Jean-Loup Passek, had me eerst ongemerkt uitgeprobeerd op een heel klein satellietfestivalletje in Verona, waar we een week lang louter Australische films te zien kregen. Mijn voorzitter in Cannes was de Zwitserse actrice Marthe Keller, een echte vedette, met wie ik het ernstig aan de stok kreeg. Madame la Présidente vond een uitgemaakte zaak dat het Tunesische Les silences du palais van Moufida Tlatli moest winnen, geen slechte keuze, maar ik vond het Franse Petits arrangements avec les morts van Pascale Ferran veel beter. Het werd een strijd tussen twee debuterende regisseuses, en ik wist de jury aan mijn kant te krijgen, ook al omdat er een of twee vertegenwoordigers van het Franse filmbedrijf in zaten. Toen Marthe zag dat ze het pleit dreigde te gaan verliezen, trok ze zich met hoofdpijn terug op een voor haar gereedstaande sofa, en verzuchtte dat het leven niet meeviel.
Mijn eigen debuut in Cannes, in 1979, was een soort van beslissend moment, in leven en carrière, wat ik wel vaker hoor over de vuurdoop van collega’s op de Olympische Spelen van de Cinema. Nu was 1979 ook niet zomaar een jaar: ik zag in een week tijd de wereldpremières van Die Blechtrommel en Apocalypse Now (die de Gouden Palm) zouden delen, maar ook van Manhattan, een schitterende kleine film als Les petites fugues van Yves Yersin (Zwitsers, maar anders dan Marthe Keller). Harry Mulisch was er ook, vanwege een marktvertoning van Twee Vrouwen, en schreeuwde door het café dat Amerikanen hun bek moesten houden over Vietnam, ook Coppola. En ik zag hoe twee van mijn grootste filmhelden, Yves Montand en Lauren Bacall, gearmd op de openingsavond over de rode loper liepen. Toen ik de Chinese delegatie, nog in mao-pak, luidkeels de verdiensten van Woody Allen hoorde bespreken op de trap van het festivalpaleis, wist ik: dit is mijn plek en hier ga ik nog heel vaak terugkeren, juist omdat hemel en hel er elkaar aanraken, zoals de ratten ’s nachts aan de achterkant van het Carltonhotel hun eigen festival vieren met de restjes kaviaar en vissoep.
In grote lijnen klopt de beschrijving uit 1981 nog redelijk, al zijn er een paar locaties verdwenen of veranderd. Le petit Carlton is al jaren geleden gesloten, het ‘Duitse’ café le petit Majestic bestaat geloof ik nog wel. Er wordt iets minder rondgelopen door de mannen met aktentassen, ook al omdat je elkaar nu gewoon overal per telefoon kunt opsporen. Wat heb ik vaak over die Croisette heen en weer gebanjerd, omdat ik op zoek was naar deze of gene.
Heb me nog even de hersens gebroken over de vraag wie toch die persoon was waarover een Amerikaan en een Nederlander een filmbiografie wilden maken. Ik vermoed dat het ging om Franz Anton Mesmer (1734-1815), Duits astroloog en arts, vrijmetselaar en een van de grondleggers van de moderne hypnose. Ik geloof dat de Nederlander Ate de Jong was en de Amerikaan Don Ranvaud, maar van geen van beiden ben ik zeker. Ze waren bij mijn weten ook allebei niet betrokken bij de biografische film Mesmer (Roger Spottiswoode, 1994) naar een scenario van Dennis Potter en met Alan Rickman in de titelrol.
De patron van le Petit Carlton is nog wel eens opgedoken in een andere column die ik over het festival schreef. Hij heette toen De Schildpadman, wegens de kleur van zijn brilmontuur. Die naam had collega Jan Heijs bedacht, die inmiddels alweer geruime tijd in het Schimmenrijk vertoeft, net als Don Ranvaud en Robbert Wijsmuller. Na diens dood spoorden twee van zijn dochters de Rolls Royce van hun vader op, die als onderpand voor onbetaalde rekeningen stond te verstoffen in de parkeergarage van het grote Carlton. Aan de achterkant, inderdaad.
LET OP: er staan een paar hinderlijke spelfouten in het stuk, althans de transcriptie. ‘Geen van alle evenaren’ moet natuurlijk zijn ‘geen van alle evenaart’. ‘Elk contract staat in het teken van’ moet zijn ‘elk contact’. En we schrijven inmiddels niet meer ‘produkt’.