NRC Handelsblad, 8 maart 1989
Alledaagse dramatiek
The Accidental Tourist
Het soort reisgidsen, dat Macon Leary (William Hurt) in de verfilming van Anne Tylers roman The Accidental Tourist schrijft, kennen we niet in Nederland, geloof ik, maar de mentaliteit benadert die van de ingezonden brievenrubriek in de ANWB-Kampioen. Voor sommige mensen is reizen een noodzakelijk kwaad. Vreemde landen zijn bedreigend, en worden gekenmerkt door sinistere tassensnijders en darmstoornissen verwekkende spijzen. De tips die Leary zijn lezers voorschotelt, leiden tot een optimale immuniteit voor alles wat de vertrouwde regelmaat verstoort: „Draag bij voorkeur een grijs kostuum, dat komt altijd van pas. Neem wel vlekkenwater mee. Treed onverwachte situaties kalm tegemoet. Gebruik in het vliegtuig een boek ter bescherming tegen opdringerige medepassagiers. Tijdschriften zijn vluchtig en kranten van elders herinneren u maar aan het gevoel niet thuis te zijn”.
Zo’n soort man is Leary dus. Op een dag komt hij thuis van een inspectiereis, zijn vrouw (Kathleen Turner) maakt een kop thee en deelt mee dat ze na zeventien jaar huwelijk maar eens opstapt. De reden ligt in de plotselinge dood van hun 12-jarige zoon een jaar daarvoor. Turner verdraagt de flegmatieke rouw van haar man niet meer en zoekt ruimte voor haar eigen verdriet.
Hurt blijft achter in de keurige voorstad van Baltimore, maar neemt na enige tijd zijn intrek bij zijn volwassen zus en twee broers, die nog steeds in dwangmatige orde en netheid het ouderlijk huis bewonen. Dan verschijnt ene Muriel (Geena Davis, terecht genomineerd voor een Oscar) ten tonele, een hondentrainster met vuurrode, vijftien centimeter lange kunstnagels, die ook Hurt naar haar commando’s lijken te willen dwingen. Haar flamboyante dadendrang neemt weldra de vorm aan van avances jegens Hurt, in wiens ogen haar non-conformistische armoede een gruwel is.
De verleiding om ook de rest van het verhaal van The Accidental Tourist na te vertellen, moet ik weerstaan. Wie op grond van deze inleiding nog niet nieuwsgierig geworden is, zal immers weinig aan de film missen, en de potentiële kijkers kunnen de afloop beter in de bioscoop ontdekken. Regisseur Lawrence Kasdan (Body Heat, The Big Chill) vertelt Tylers verhaal van angst voor verandering, van de strijd tussen verlangen naar harmonie en de noodzaak om ooit uit de beschermde cocon van een voorbije jeugd te kruipen, langzaam, zorgvuldig en met een groot oog voor details van karakter en milieu. De keuze voor dit gedragen tempo kan hem op het verwijt van overmatige nadrukkelijkheid komen te staan. Ik heb daar geen last van, omdat Kasdan me volledig inpakt met zijn gevoel voor alledaagse dramatiek en liefde voor een onhoudbaar conservatieve levenshouding. Voor de goede verstaander bevat The Accidental Tourist ook een droog soort humor, bij voorbeeld in de geslaagde confrontatie van Hurts reistips met de problemen in zijn eigen leven, die al even clichématig — maar daarom niet minder waar — worden samengevat in platitudes als: „Het gaat in relaties niet om liefde, maar om wie je kunt zijn bij de ander”.
Als The Accidental Tourist al kan worden opgevat als een romantische liefdesgeschiedenis, dan is het er in elk geval een zonder glamour, over niet al te aantrekkelijke mensen. Het is ook geen dubbelzinnige of ingewikkelde film, maar juist door de concentratie op simpele wijsheden ontstaat toch een rijke complexiteit. Ik vind het een weldadige film, een bewijs dat Hollywood nog wel degelijk in staat is om zinnige verhalen op een intelligente manier te vertellen.
Naschrift 2019
Eerlijk gezegd heb ik The Accidental Tourist sinds 1989 niet meer teruggezien en ik ben benieuwd of ik er nu nog in dezelfde mate midscheeps door geraakt zou worden. Ik twijfel niet aan de kwaliteiten van Kasdans film, en de argumenten die ik in de recensie aanvoerde, maar de onverhoedse herkenning van een aspergerachtige angsthaas, die de hele buitenwereld vreest en het liefst eeuwig binnen blijft zitten om de etenswaren in zijn keuken te alfabetiseren, die komt waarschijnlijk nooit meer terug. Het was dertig jaar geleden een grote verrassing dat er meer mensen op aarde waren met een obsessie voor ordening en een afkeer van chaos. Nu is dat gewoon een algemeen geaccepteerd mensentype, de nerd die zich in de virtuele wereld beter thuis voelt dan onder echte mensen.
Bovendien ben ik zelf veranderd, minder virtueel geworden en meer geworteld in een universum van vlees en bloed, van water, aarde, lucht en vuur.
Ik vond het uiteraard leuk om over zo’n voor mij persoonlijk nuttige film toch enigszins afstandelijk te kunnen schrijven. Maar er waren wel mensen die de overeenkomsten herkenden; van een goede vriend kreeg ik een T-shirt met een afdruk van deze recensie.
Er valt ook een bekend professioneel dilemma in te herkennen. Wat doe je met de plot van een film, die je liefst zo summier mogelijk wilt behandelen, maar toch ook niet helemaal vermijden kunt. Later zou ik eens formuleren dat in de ideale recensie het verhaal is gereduceerd tot een bijzin. Ook dat is niet erg realistisch, maar het blijft iets om na te streven, want dat verhaal kan elke kijker heus wel zelf ontdekken. Maar je kunt niet over Psycho schrijven zonder op zijn minst door te laten schemeren dat de hoofdpersoon al op twee derde sneeft, een volstrekt revolutionaire ingreep van Hitchcock. Oefening voor beginners: probeer dat eens netjes mee te delen zonder de clou te verraden.