1 – Lucky Lady

De Waarheid, 26 maart 1976

Vrolijk smokkeltrio

Ondanks de aanwezigheid van Liza Minnelli en regisseur Stanley Donen (‘Singin’ in the rain’) is ‘Lucky lady’ geen musical, maar een komische avonturenfilm over drie rum-smokkelaars die in de dertiger jaren het drooggelegde Amerika van whiskey voorzien. Hun smokkelschip heet ‘Luck Lady’ en Gene Hackman, Burt Reynolds en Liza Minnelli moeten heel wat schermutselingen met de kustwacht en een concurrerende Chicagobende tot een goed einde brengen, voor zij de poet kunnen incasseren. De actie-scènes zijn niet allemaal even overtuigend, mede doordat deze soms aarzelen tussen slap-stick en het serieuze actiewerk. Regisseur Donen komt echter in z’n element, wanneer de drie smokkelaars hun geld opmaken in een zeer sjiek hotel en een bizarre nachtclub, waar de wanden uitsluitend uit aquaria bestaan.

Als lichtvoetig vertier kan ‘Lucky Lady’ er wel mee door, maar de makers vallen door de mand in de op het laatste moment nog veranderde slotscène. Werden in de oorspronkelijke versie Hackman en Reynolds aan het einde doodgeschoten, nu eindigt de film met een idyllisch samenzijn van de hoofdrolspelers op hun ouwe schuit. Daartoe wordt de spanning in het laatste deel nogal abrupt afgebroken en volgt dan het happy end, dat bestaat uit aan elkaar gemonteerde stukjes van opnamen, die voor de rest van de film niet bruikbaar waren gebleken. Hollywood laat zich dus op z’n smalst zien door deze minachting van het publiek in een overigens matige film met een aantal geslaagde momenten.
H.B.

Naschrift 2018

Mijn alleereerste recensie verscheen in 1976 in De Waarheid. Lucky Lady heeft historische en sentimentele waarde, maar het is een nogal kleurloos stukje over een onbetekenende film, dus ik hecht er niet erg aan, maar je moet ergens mee beginnen.

Ik realiseerde me op dat moment nog nauwelijks de legendarische reputatie van regisseur Stanley Donen, die ik later zou aanwijzen als de maker van mijn favoriete film aller tijden (met het pistool op de borst): Singin’ in the Rain. Er is nog een vreemd detail. Overal ter wereld flopte Lucky Lady jammerlijk, alleen in Nederland overtrof het succes de lage verwachtingen. De invloed van De Waarheid was helaas te gering om dit als verdienste te kunnen claimen.

Omdat ik eind 1975, begin 1976 kandidaat was geweest in de KRO-filmquiz Voor een briefkaart op de eerste rang, en enige reputatie had verworven als die jongen met het lange haar die bijna even snel drukte als de onverslaanbare filmquizkampioen King The, werd ik gevraagd door mijn toenmalige kameraden of ik recensies wilde gaan schrijven voor het volksdagblad. Dat deed me aarzelen, niet uit angst voor journalistieke voetangels en klemmen (ik was op dat moment al hoofdredacteur van het subfaculteitsblad Spiegeloog, psychologie, Universiteit van Amsterdam), maar omdat ik niet zo van recensies hield. Daarin werd altijd veel te veel verklapt en ik was het zelden eens met het oordeel van mensen als B.J. Bertina en Frank Zaagsma. Maar Jaap van Dijk, die ik kende uit de studentenvakbond ASVA en die al schreef voor de krant, hield aan. Er stond geen vergoeding tegenover de bijdragen, maar ik kreeg wel een perskaart, die toegang verschafte tot de persvoorstellingen, maar ook tot de doordeweekse vertoningen in de bioscoop. Dat was andere koek: zo rijk als toen heb ik mij nooit meer gevoeld, want een groot deel van mijn inkomsten ging op aan bioscoopkaartjes.

Op donderdagochtend kon ik nog naar voorstellingen die niet aan de pers voorvertoond waren, bijvoorbeeld in de Royal of Cineac Damrak. Zo ontdekte ik horrorregisseur David Cronenberg, toen nog genegeerd door het cinematografisch establishment. Een jaar of vijftien later kreeg hij een retrospectief op het International Filmfestival Rotterdam.  Coördinator van de filmredactie van De Waarheid was Max van den Berg, als ik het mij goed herinner taxichauffeur en afdelingsvoorzitter in Osdorp, tevens broer van zangeres Karin Kent. Hij nam me voor mijn eerste stuk even apart, met een bijzondere instructie: ,,Kijk, onze lezers hebben na een dag hard werken behoefte aan een beetje ontspanning, een lekker stukkie James Bond of zo. Dus ga niet zitten mieren over filmhuizen en kunstzinnige films.’’ Begrepen, Max. Ik hield ook wel van een lekker stukkie film. Pas na mijn vertrek, toen de krant was overgenomen door de studentengeneratie, begon een van mijn opvolgers, Hans Kroon (later bij Trouw) de baanbrekende rubriek ‘Uit het Vrije Circuit’, die voorzichtig de lezers vertrouwd maakte met minder gemakkelijk weghappend werk.