13 – Stranger Than Paradise

14 – Het Offer >

De Volkskrant, 31 januari 1985

Jim Jarmusch en de geest van de jaren tachtig

De snelle cultus-vorming rond Jim Jarmusch en zijn eerste lange film Stranger than Paradise is niet gebaseerd op een snel vervliegende modieuze gril. Het is gewoon een film die van het eerste moment dat hij zichtbaar was zowel de internationale filmkritiek als het publiek aansprak.

Een van de steeds terugkerende benoemingen luidt dat deze film ‘de geest van de jongeren in deze tijd’ zo raak weergeeft. Voor een deel zal dat waar zijn, maar de kracht van Stranger than Paradise is niet zo beperkt dat hij slechts aansluit bij een onder-ons gevoel van ‘de’ jongeren. Sterker nog, de stijl en het ritme van de film staan bijna haaks op die van ‘de’ jeugd. Stranger than Paradise heeft bijvoorbeeld helemaal van het ritme der flitsende videoclips, er is weinig spektakel, de humor is niet die van Police Academy. De ingehouden, sobere manier waarop Jarmusch iets te berde brengt, doet eerder denken aan de beginfase van de filmkunst. Hij zit dicht bij de fotografie en de grappen in de film zijn het tegendeel van platte uitbundigheid.

Het wonder van Jarmusch valt te omschrijven als het perfect samenvallen van op zich abstracte filosofieën, de efficiëntie waarmee hij beperkte middelen gebruikt (film al minimal art bijna), en het zo briljant ‘passen’ van alle elementen waaruit de film is opgebouwd. Dat laatste bepaalt de wezenlijke kwaliteit en definieert het creatieve vermogen van een regisseur, die ten principale weigert van een bepaald publiek uit te gaan, maar inmiddels blijkt een onverwacht groot publiek aan te spreken.

Hoewel Stranger than Paradise wel zoiets als een verhaal vertelt, is het geen film die een van te voren vastgelegde plot uit de doeken doet. Jarmusch is begonnen met enkele karakters, die al vast lagen in het half uurtje film waarmee hij twee jaar geleden naar Rotterdam kwam. Die karakters ontwikkelen zich haast terloops, ze worden gevolgd in scènes die je meebeleeft alsof je een foto-album doorbladert of een dia-serie bekijkt. In de uitwerking van zijn karakters heeft Jarmusch details toegevoegd die uiteindelijk wel zoiets als een verhaal opleveren. De karakters zijn ingevuld en uitgediept, er is aan het eind van de film iets met ze gebeurd. Ze zijn tot leven gekomen.

Tussen de scènes, die afgerond gemonteerd zijn (elke scène als een aparte opname, een tafereeltje) zitten stiltes, die het ritme van de film bepalen. Jarmusch kan het verloop van zijn film daarmee ook versnellen. Tussen de scènes kunnen verschillende tijden liggen, hij hoeft geen andere trucs te gebruiken om aan te geven dat het nu een uur, een dag of een jaar later is. Zoals, om de vergelijking nog even aan te houden, bij het doorbladeren van een foto-album er ook ongelijke tijdsgaten kunnen zitten tussen de momenten waarop die foto’s zijn genomen.

Als je naar de film kijkt, krijg je de ervaring dat je hem al kijkend zit mee te produceren. Juist omdat er niet van tevoren een duidelijk ‘verhaaltje’ in zit, is er een voortdurende spanning over de ontwikkeling van wat de drie personages in Stranger than Paradise beleven. De fragmentarische geschiedenis is grofweg in drie hoofdstukken verdeeld. Het eerste deel komt overeen met de korte versie van twee jaar geleden en speelt zich af in New York, waar Willie (John Lurie), een jongen van Hongaarse afkomst, verrast wordt door de komst van een nichtje uit Boedapest. Willie woont in een kaal appartement en vindt het helemaal niet prettig dat die nicht bij hem intrekt. Wat moet hij met die meid? Na tien dagen is ze weer vertrokken naar haar tante in Cleveland, waar veel Hongaarse immigranten wonen.

In die tijd hebben we snippers gezien van een weinig ambitieus leventje aan de rand van de maatschappij. Wat Willie en zijn vriend Eddie (Richard Edson) uitvoeren is nogal onbestemd. Als Eva (Ester Balint) vertrokken is, blijkt ze in korte tijd toch een onderdeel van het leventje van Willie een Eddie geworden te zijn. De jongens besluiten haar op te zoeken in Cleveland (tweede deel van de film). Daar wordt weer niets beleefd. Men kijkt wat televisie, wandelt wat in de omgeving, terwijl Eva iets verdient in een cafetaria. Ze besluiten met z’n drieën naar Florida te reizen (derde deel) en de film heeft zich inmiddels ontwikkeld als een niet nadrukkelijke speurtocht naar het Amerika dat voor vele Europeanen een Paradijs is. New York, Cleveland en dan de gouden stranden van Florida – het pakt allemaal wat anders uit. De afloop van de tocht is tenslotte verrassend, niet alleen voor het publiek maar ook voor de drie (anti-)helden van de film.

Je kunt niet direct zeggen dat de hoofdfiguren uit Stranger than Paradise eenzame eenlingen zijn. Het zijn individuen, die meer betekenen dan vervreemde types zonder relaties en contacten. Ze leven niet in het patroon van de maatschappij, zijn het tegendeel van ambitieuze, doelgerichte strevers naar posities en geld. Hun relaties lijken los, maar zijn er wel. Je kunt bijvoorbeeld in het eerste deel niet zeggen dat er iets groeit tussen neef en nicht in New York, zij delen niets met elkaar, maar na tien dagen is er wel iets dat de reden vormt waarom zij elkaar weer opzoeken en verder gaan. De contactgestoordheid is schijnbaar. Er zijn alleen geen duidelijke afspraken of doelen om naar te leven. En dat is iets wat eerder bij, met een groot woord, ‘de’ tijdgeest van de jaren tachtig te maken heeft dan met alleen jongeren.

Haarscherp en subtiel laat Jarmusch een wereld zien waarmee veel mensen zich geheel of gedeeltelijk kunnen identificeren, die begrijpelijk en inleefbaar is voor mensen die heel anders leven of heel ergens anders wonen dan de Willie, Eddie en Eva. Zonder enige maatschappelijke boodschap geeft Jarmusch iets weer dat kennelijk overal aanspreekt. En zonder de gebruikelijke manipulatie-technieken van een Hollywood-film, eigenlijk net alsof hij de filmvertelkunst opnieuw ontdekt, weet deze begaafde regisseur zijn publiek Stranger than Paradise binnen te loodsen. Met subtiele middelen, die in hun eenvoud doel treffen.

Peter van Bueren

Naschrift 2016

Huub Bals in 1981: “Ja,  dat stel kwam uit New York hier aangewaaid met een filmblik. Nog niet af, minuut of vijftig en ik dacht: draaien maar. Heeft wel wat, ga maar eens kijken.” Mede-jurylid Joyce Roodnat viel als een blok voor die verlegen lange slungel Jim, ik had meteen een zwak voor zijn veulenachtige vriendin Sara en we vonden allebei Permanent Vacation fris en bijzonder, dus gaven we Jim Jarmusch de KNF-prijs. Met behulp van de bijbehorende vijfduizend gulden van sponsor Het Vrije Volk kon hij de film, uiteindelijk 75 minuten, afmaken. Jarenlang heb ik in KNF-promotiepraatjes triomfantelijk beweerd dat de filmer Jim Jarmusch dankzij de KNF in 1981 geboren werd in Rotterdam. Pas vrij recent ontdekte ik dat de film een paar maanden daarvoor al  te zien was geweest in Mannheim (en daar zelfs de Josef von Sternberg Award won), waar ze met die kwieke vrouw Fee Vaillant de scherpste festivaldirecteur uit die tijd hadden. En waar Bals regelmatig leentjebuur speelde.

De formeel eerste lange film van Jarmusch, Stranger than Paradise, was in 1984 de hit van Cannes, waar hij de Camera d’Or won voor het beste debuut. Hij draaide niet in de competitie maar in de Quinzaine, waardoor hij in augustus in de competitie van Locarno de Gouden Luipaard (daar had Bals zijn Rotterdamse Tijger aan ontleend) kon winnen. Jarmusch kwam zelf naar de première in Rotterdam en Bals vroeg mij de talk show te leiden. Ik stelde de mensen achter de tafel voor en kwam opeens niet op zijn naam; toen hij die zelf invulde, leek dat zo bedoeld. Nooit begrepen waar die merkwaardige black-out vandaan kwam. Hoewel ik hem verschillende keren uitvoerig en op vriendschappelijke voet sprak, bleef er altijd iets stroefs in zijn benadering, die het midden hield tussen verlegen en arrogant. Je moest ook altijd precies weten wat in en uit was in de Newyorkse kliek, anders begon hij schamper te lachen. Met vriendin Sara Driver ging het van meet af aan veel soepeler. Zij bleek bijvoorbeeld een prettig festivalmaatje toen ze zonder Jim in 1993 haar eigen film When Pigs Fly presenteerde in Thessaloniki en daar niemand anders nog kende. In 1994 kwam ze met die film ook naar Rotterdam, weer zonder Jim maar met hoofdrolspeelster Marianne Faithfull, met wie het aangenaam drinken was en we elke ochtend hilarische ontbijtsessies hadden in Hilton. Toen ik met mijn dochter Saar in New York was, spraken we ergens af en kwam Jim niet opdagen. Te vroeg, legde Sara uit, overdag slaapt hij, Jim is een vampier.

Peter van Bueren