7 – Het verboden bacchanaal

8 – Sauve qui peut (la vie) >

De Volkskrant, 30 januari 1981

Over hanengedrag en herengebrul

Meer dan de helft van zijn leven is Wim Verstappen in de ban van Simon Vestdijk. “Eindelijk een Nederlandse intellectueel die schrijven kan en die wat van mensen begrijpt,” schrijft hij in een uitvoerige bekentenis, afgedrukt in de HP van 17 januari.

In zijn filmcarrière speelt de naam Vestdijk drie keer een belangrijke rol. Toen Blue Movie, tien jaar geleden, door de nog bestaande filmkeuring moest worden gesleept, hield Verstappen een uitvoerig betoog dat gebaseerd was op Vestdijks essay De toekomst der religie. Het is niet helemaal duidelijk hoe groot de rol van dit betoog speelde, maar mooi was het wel en de keuring liet Blue Movie, met enkele harde sexscènes, passeren. Blue Movie was de film die het einde van de filmkeuring betekende en Wim Verstappen, zijn toenmalige compagnon Pim de la Parra en het verhuurkantoor dat de film aan de man bracht werden tijdelijk “rijk”.

Later verfilmde Verstappen Vestdijks ironische terugblik op Holland tijdens de tweede wereldoorlog in zijn tot nog toe beste film, Pastorale. En nu heeft hij opnieuw een boek van zijn geliefde schrijver verfilmd, Het verboden bacchanaal.

Om deze film qua inhoud en stijl verder op zijn plaats te zetten is het nuttig te weten hoe Verstappen Hitchcock als een van zijn grootste favorieten beschouwt. In genoemd stuk over Vestdijk verbindt hij Hitchcock met Vestdijk, onder meer door de opmerking: “Een roman van Vestdijk is als een film van Hitchcock: alles klopt, vrijwel ieder detail heeft een functie in het verhaal”. En als derde persoon op de achtergrond telt Luis Buñuel. Om de slordige journalisten te plagen schrijft Verstappen in een inleiding op Het verboden bacchanaal, dat hij de handschoen opnam tegen Buñuel. “Er is geen kwestie over mogelijk, het verhaal beweegt zich op dezelfde lijn van films als Belle de jour en Les chemins de la Liberté.” De laatste film bestaat niet, maar wel Le charme discret de la bourgeoisie, die ongetwijfeld overeenkomsten vertoont met Het verboden bacchanaal, naar onderwerp en zelfs naar stijl; over kwaliteitsovereenkomsten heb ik het nu even niet.

In de vierhoek Verstappen-Vestdijk-Hitchcock-Buñuel zijn er inhoudelijk een paar belangrijke elementen die voor Het verboden bacchanaal tellen, in ongelijke verdeling overigens. Godsdienst en sex zijn daarbij sleutelwoorden. Verstappen heeft net als Hitchcock een jezuïtisch-katholiek opvoedingsverleden. Beiden erkennen de stelling dat film “een katholiek medium” is, waarin sex, Verbodenheid, fantasie, ook voyeurisme en dergelijke een belangrijke rol spelen. In zijn katholieke studententijd in Amsterdam, waar de jezuïeten een grote invloed uitoefenden, al was het maar voor iemand als Verstappen om zich te kunnen afzetten en met zijn roomse jeugd te kunnen afrekenen, gingen hem een paar lichten op toen hij door een toeval in de greep van Vestdijk kwam. Buñuels verhouding met sex en religie ligt weliswaar wat anders, maar hij was ook in het begin van de jaren zestig nog de filmer die kennelijk het hardst de roomse moraal doorprikte, want tegen hem voeren katholieke filmcritici hun laatste kruisvaart.

Dit alles om te kunnen begrijpen wat Verstappen zo trekt in Het verboden bacchanaal, zeker niet Vestdijks meesterwerk. De film is bedoeld als puur amusement, maar bescheiden merkt Verstappen op dat “naar men zegt achter entertainment altijd diepere zaken schuilen”. Welke dan?

Frits van der Laan is twintig jaar in dienst van zijn firma in kantoorbehoeften. Hij wordt gehuldigd en geeft een feestje, de gebruikelijke ooms en tantes komen het vieren en in het verleden is al eens gebleken dat de feestjes in dit gezelschap wel eens uit de hand lopen. Op weg naar de jubilaris roept een van de ooms al iets over “het sleutelclubje van Frits van der Laan”. De kinderen vermoeden het een en ander, mevrouw Van der Laan wil het dit keer netjes houden. Omdat de kinderen groter worden, maar misschien ook wel omdat er een speciale gast is dit keer: de man die het jubileumportret van Frits van der Laan heeft geschilderd. Deze moet buiten de familiekliekerigheid worden gehouden, mevrouw heeft een verhouding met hem.

Vestdijk zelf schijnt ooit als jongen zoiets te hebben meegemaakt en op zijn oude dag het incident uit zijn jeugd in dit boek te hebben verwerkt. Wie weet in hoeverre Vestdijk zijn fantasie, zeker door de verre herinnering aangedikt, de boventoon heeft laten voeren, maar in de kern raakt hij iets waar Verstappen, ook in vorige films – als je ze maar zo wilt bekijken – voortdurend mee bezig is. Ik citeer voor het gemak Verstappen zelf maar even daarover: “De kleine gebeurtenissen op deze feestelijke dag zijn golvende reflecties van problemen onder de oppervlakte rond de seksualiteit van de man. Deze seksualiteit functioneert alleen onder bepaalde condities, die een man zelf ook niet helemaal begrijpt en waar hij niet altijd even gelukkig mee is. Maar wat kan hij er aan doen? De maatschappij verwacht van hem dat hij regelmatig als man functioneert, maar de condities waar aan voldaan moeten worden wil dit mogelijk zijn, hoeven lang niet altijd maatschappelijk aanvaardbaar te zijn. Voor een man zijn bij voorbeeld hanerigheid en herengebrul essentieel, of men dat leuk vindt of niet. En mannen hebben een diep gewortelde overtuiging dat de natuur hem op dit punt achter gesteld heeft bij vrouwen, die misschien wel met soortgelijke conflicten zitten, maar toch veel meer speelruimte hebben.”

Met dit soort stellingen, die enerzijds verklarend zijn voor het mannelijk gedrag en tegelijk het conservatisme in zich bergen van “zo is het nu eenmaal”, jaagt Verstappen altijd vrouwen tegen zich in het harnas. Er ontstaan kortsluitingen tussen Verstappen en vrouwen, die Verstappen zelf dan niet begrijpt, getuige zijn laatste column in Het Vervolg van zaterdag 17 januari jl. onder de kop “Ik snap er niets van”. Daarin vertelt hij hoe een vriendin van jaren niet meer met hem wil eten vanwege Het verboden bacchanaal.

Het probleem van Verstappen is dat hij, merendeels vanuit zichzelf, een aantal zaken betreffende man-seks tot een theorie verheft waarover hij ongeveer stelt: “Zo is het nu eenmaal”. En dan balanceert hij op de grens van de verklaring van mannelijk gedrag en het zich daarmee conformeren. Over vrouwen heeft Verstappen een gemengd gevoel van eerbied en afgunst. Hij citeert van Vestdijk onder meer: “Een vrouw helpt een man van zijn geslachtsdrift af, zoals ze een kind de neus snuit.” In de film heeft de vrouw het laatste woord. Een van de ooms neigt naar jonge meisjes, maar krijgt de pin op de neus als hij bij het dienstmeisje op zolder zijn opwachting maakt. Verstappen zegt daarover: “En zo hoort het ook”.

Het verboden bacchanaal is door dit alles meer dan een gewoon triviaal stukje amusement. En zeker wil de film meer zijn, want een vraag is natuurlijk of de dieper gaande filosofie ook de platte filmbeelden bereikt.

Ik denk dat menigeen de film zal misverstaan, omdat naar mijn overtuiging Verstappen er niet helemaal in is geslaagd zo’n goede film te maken, dat het er allemaal uit komt. Het beste stuk is het begin, waarin zonder veel woorden maar geheel via de camera een prachtige situatieschets wordt gegeven. In het verloop van de film ligt het accent op de speelscènes van die volwassen hanen en hennen. Heel goed gespeelde scènes, maar niet altijd voorzien van iets ondefinieerbaars dat de dubbele bodem steeds aanwezig laat zijn. Het wat je noemt “onderhuidse” komt niet altijd uit de verf, waar verder de buitenkant zeer goed is verzorgd. De stijl heeft iets houterigs, gelijk de botheid van vooral enkele ooms. De vele verklaringen en de onderlinge verhoudingen zijn allemaal duidelijk aangegeven, maar het meest interessante van de film is de discussie naar aanleiding ervan, niet altijd tijdens het kijken en ervaren. Het verboden bacchanaal is als produktie bepaald niet de minste van recente Nederlandse speelfilms. De inhoudelijke bedoeling is bovendien heel interessant, maar in het gebied daartussen mankeert er iets. Het is altijd moeilijk precies aan te geven waar het aan schort. Ik denk dat het te maken heeft met een niet perfect samenvallen van het een en ander. Dat Verstappen aan het slot enkele regelrechte pornotaferelen invoegt is rationeel te begrijpen, maar als toon tegenstrijdig met bij voorbeeld het voortreffelijke begin. Net zo goed als de spelscènes niet altijd klikken, misschien omdat de dialogen letterlijk vaak uit het boek gehaald zijn.

Dat is allemaal jammer, omdat de kwaliteiten van Het verboden bacchanaal veel groter hadden kunnen zijn en Verstappen na VD, in de kern van de zaak een vergelijkbare film, en Pastorale net niet die stap verder is gegaan. Er is eigenlijk niet genoeg reden om tot een schok van herkenning of kwaadheid te komen. Uiteindelijk is Het verboden bacchanaal net te luchtig. Veel meer natuurlijk wel dan het platte gemak van Paul Verhoevens banaliteiten, echter lang niet door trapt genoeg om een wezenlijke vergelijking met Buñuel, aan te kunnen. Verstappen is boeiender dan de oppervlakkige amusementszoeker ogenschijnlijk voor zijn zeven a acht gulden vermoedt te krijgen, zijn vermogen om meer te zijn dan een vakkundige entertainer blijft in Het verboden bacchanaal misschien steken in het waarschijnlijk welbewust zoeken naar een compromis.

Peter van Bueren

Naschrift 2016

Volgens sommigen mag je principieel niet bevriend zijn met mensen over wie je schrijft. Ik ben het er niet mee eens, als je die zaken maar scheidt. Dat kan soms ten koste van de vriendschap gaan. Van filmers met wie ik de loop der jaren bevriend raakte, was Wim Verstappen de enige die bij me over de vloer kwam. Het klikte vanaf Joszef Katús (1966) en de nazit in café Reijnders na de persvoorstelling in het Leidsepleintheater. Met Pim de la Parra was het vooral lachen, met vijf brandende sigaretten tegelijk in zijn mond, Wim had het altijd over de KLM die van alles verborgen hield, en over politiek. Hij praatte in half afgemaakte zinnen, die je moest aanvullen waarna hij hard begon te lachen, en had altijd resolute stellingen. Zo stapte hij eens in een volle tram, zag mij staan, worstelde zich naar voren en riep: “Die Carter, daar krijgen ze nog spijt van, dat had Nixon nooit gedaan. Dat was toch de beste Amerikaanse president in de geschiedenis.” “Hoe bedoel je?” vroeg ik, maar weg was hij, de volgende halte moest hij er weer uit.

Mensen dachten vaak dat we slaande ruzie hadden, behalve wijzelf, we konden het juist heel goed met elkaar vinden, het ging er alleen soms wat gepassioneerd aan toe. Zijn “Onzin” tegenover mijn “Flauwekul”. Op een verjaardagsfeest bij mij thuis hadden we het over een film die ik via de kabel op de Duitse televisie had gezien. Hij ontstak in hevige woede: “Hoezo heb je die gezien, kan dat zo maar, gratis en voor niks?”. Daar zou Wim wel eens een stokje voor steken en het leidde uiteindelijk tot de oprichting van Vevam, zijn levenswerk. Tijdens de redactievergaderingen van Skoop was het soms ook heftig. Harry Hosman wilde Pieter Verhoeff interviewen over een televisiefilm, Wim was tegen want Skoop was een filmblad en televisie kwam er niet in. Weer veel geschreeuw en toen de redactie voor dat interview stemde, pakte Wim zijn lange regenjas en stapte subiet uit de redactie van het blad dat hij had opgericht.

Na mijn recensie van Het verboden Bacchanaal schreef Wim mij een brief waarin hij plechtig de vriendschap opzegde, niet alleen omdat de recensie negatief was maar ook omdat ik argumenten gebruikte die ik volgens hem alleen uit persoonlijke gesprekken kon weten. We kenden elkaar jaren niet meer, maar op een borrel in Berlijn kwam hij naar me toe, proostte en we zetten onze discussies voort alsof er nooit iets was gebeurd.

Peter van Bueren